Verleden tijd van de persoonsvorm

Lesdoel
-Aan het einde van de les weet je wanneer je de regels van het zwakke werkwoord moet toepassen en hoe je dit moet toepassen
- Aan het einde van de les weet je wanneer je de regels van het sterke werkwoord moet toepassen en hoe je dit moet toepassen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoel
-Aan het einde van de les weet je wanneer je de regels van het zwakke werkwoord moet toepassen en hoe je dit moet toepassen
- Aan het einde van de les weet je wanneer je de regels van het sterke werkwoord moet toepassen en hoe je dit moet toepassen

Slide 1 - Slide

De regels van het zwakke werkwoord gebruik je bij...
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
de toekomende tijd

Slide 2 - Quiz

Wat is het verschil tussen een zwak werkwoord en een sterk werkwoord?

Slide 3 - Open question

Wat is de goede vorm in de verleden tijd:
Ik ... (kijken) donderdag naar Kamp Van Koningsbrugge.
A
kijk
B
kijken
C
gekeken
D
keek

Slide 4 - Quiz

Vul de verleden tijd in:
Ik ... (vinden) het programma erg leuk.
A
vond
B
vind
C
vindt
D
vondt

Slide 5 - Quiz

Vul de verleden tijd in: Ondanks het vuurwerkverbod, ... (horen) wij veel knallen tijdens oudjaar.
A
hoorte
B
hoorten
C
hoorden
D
hoorde

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Stappenplan
1. Is het de persoonsvorm? -> ja
2. Tegenwoordige tijd of verleden tijd? -> verleden tijd
3. Is het werkwoord sterk of zwak?

Slide 8 - Slide

Verleden tijd
1. Sterk werkwoord
- in principe zo kort mogelijk opschrijven (let op: zwommen) 
- verlengen om -d of -t te bepalen 
2. Zwak werkwoord
- enkelvoud: ik-vorm + -de of -te
- meervoud: ik-vorm + -den of -ten

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wanneer -de of -te?

Slide 11 - Slide

Bij 't ex-kofschip kijk je naar de laatste letter van......
A
de stam
B
ik-vorm

Slide 12 - Quiz

Twijfel je? Zit de letter in 't ex-kofschip?
Nee is een ....
A
D
B
T

Slide 13 - Quiz

't kofschip-x
Wij wandel... in de bergen afgelopen zomer.
A
te
B
de
C
ten
D
den

Slide 14 - Quiz


´t kofschip (2)
Hij ... veel in zijn leven.


A
reisde
B
reiste
C
rijsde
D
rijste

Slide 15 - Quiz

In de verleden tijd kan je de uitgang -dt tegenkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Vul de tegenwoordige tijd in:
Ik ... (steken) een sterretje af op oudjaarsavond.
A
stak
B
gestoken
C
steek

Slide 17 - Quiz