evolutie havo 5

Hoofdstuk 10
§10.1

fossielen, fossilisatie
relatieve ouderdomsbepaling en gidsfossiel
absolute ouderdomsbepaling
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 10
§10.1

fossielen, fossilisatie
relatieve ouderdomsbepaling en gidsfossiel
absolute ouderdomsbepaling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

fossielen: resten/sporen van organismen

afdruk
(resten van)
ingevoren dier/plant
  versteende dier/plant
verdroogde dier/plant

Slide 3 - Slide

gidsfossiel
Als bekend is dat een bepaald fossiel stamt uit een bepaalde periode en dus aardlaag die ontstaan is in deze periode , dan kan dit fossiel dienen als gidsfossiel.

Welke 2 voorwaarden zijn dan belangrijk?

Slide 4 - Slide

isotopen: dezelfde atoomsoort , maar verschil in atoommassa
absolute ouderdomsbepaling met radio actieve atomen

Slide 5 - Slide

absolute ouderdomsbepaling
Koolstof atomen in de atmosfeer bestaan voor een vaste percentage  radioactieve C14 isotopen. (rest = C12)


fotosynthese-> CO2 -> glucose -> voeding -> bouwstof
Een organisme is opgebouwd uit hetzelfde  percentage C14 atomen (rest is C12)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


Stel dat het radioactieve element C14 weglekt uit een aardlaag, meet je dan een te hoge of een te lage ouderdom?
En als het dochterelement C12 weglekt uit de aardlaag?

Slide 8 - Slide

§10.2
soorten veranderen door  mutaties:

-natuurlijke selectie  (natuur)
-genetic drift  (toeval)
-seksuele selectie  (vrouw)
-kunstmatige selectie  (mens)

Slide 9 - Slide

hoe zat het ook weer?
DNA
ATCGCGTATTACCGATGAGC

m-RNA
aminozuur
eiwit

Slide 10 - Slide

mutaties
 verandering van een gen -> er ontstaat een nieuw allel

Meestal zijn mutaties niet gunstig.
Soms wel.

mutatie in een geslachtscel-> erfelijk
(overdraagbaar aan het nageslacht)

Slide 11 - Slide

mutaties
door: mutagene stoffen, radioactieve straling, UV straling


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

natuurlijke selectie
De natuur selecteert welke individuen het beste zijn aangepast.
(natuurlijke selectie).    adaptatie (aanpassing)

Slide 14 - Slide

genen poel
-alle genen van 1 populatie op 1 hoop gegooid
( onderlinge voortplanting, geen immigratie en emigratie)
allel
frequentie

Slide 15 - Slide

Allel
frequentie
22 A
16 a

Slide 16 - Slide

door toeval verdwijnen er individuen uit een populatie
vooral bij kleine populaties
heeft dit grote invloed op de allel ferquentie

Slide 17 - Slide

seksuele selectie
vrouwtjes hebben een seksuele voorkeur

Slide 18 - Slide

kunstmatige selectie
de mens kiest welke individuen zich mogen voortplanten

Slide 19 - Slide

Hoe ontstaan nieuwe soorten

soort

- overeenkomsten in uiterlijk
- overeenkomsten in gedrag
- vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

Slide 20 - Slide

reproductieve isolatie
Soortgenoten moeten elkaar wel tegenkomen, anders kan er geen paring plaatsvinden. 
Er is dan sprake van reproductieve isolatie
  • plaats/ruimte
  • tijd 
  • gedrag
  • uiterlijk

Slide 21 - Slide

isolatie door plaats/ruimte

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

isolatie door tijd
dag /nacht      voorjaar/zomer


Slide 24 - Slide

isolatie door gedrag

Slide 25 - Slide

isolatie door uiterlijk

Slide 26 - Slide

Eiland theorie

                     Hoe kleiner het eiland, des te kleiner is het aantal soorten dat er kan leven.

Soorten hebben meer kans te overleven op grotere eilanden.

Slide 27 - Slide

vandaag §10.4

1: endosymbiose theorie
2: analoge en homologe ontwikkeling
3: evolutie stambomen

Slide 28 - Slide

endosymbiose theorie
BINAS 
94 C
4 rijken


prokaryoot?
eukaryoot?
autotroof/ heterotroof?
mitochondrium
bladgroenkorrel

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

functie is hetzelfde, maar onafhankelijk van elkaar evolutionair ontwikkeld

Slide 33 - Slide

Evolutionaire stamboom

verwantschap?

gemeenschappelijkevoorouder?

uitgestorven?

Slide 34 - Slide