3 VWO bijzinnen benoemen (onderwerpzin etc.

deze les
absenten
vraag van de dag
zinsontleding herhaling
uitleg bijzinnen maken en vervangen
huiswerk

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 30 slides, with text slides.

Items in this lesson

deze les
absenten
vraag van de dag
zinsontleding herhaling
uitleg bijzinnen maken en vervangen
huiswerk

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

absenten

Slide 3 - Slide

ziel
deel van de mast van een boot (ga op de tafel zitten)
onderkant van een fles (steek je vinger op)
het einde van een volkslied (ga naast/achter je tafel staan)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

herhaling zinsontleding
opdracht 1 samen

Slide 6 - Slide

bijzinnen maken en vervangen
Wat is een bijzin?

Een bijzin kan niet als zelfstandige zin staan. De woordvolgorde is anders als bij een hoofdzin. OW en PV niet naast elkaar


Slide 7 - Slide

Omdat ik gisteren ziek was, moet ik de toets volgende week inhalen.

Daarom moet ik de toets volgende week inhalen.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Ik weet dat niet.

Ik weet de manier waarop dat gebeurd is niet.

De bijzin moet wel een OW en PV hebben, anders is het geen bijzin. 


Slide 9 - Slide

huiswerk
opdracht 2 en 4 van blz. 71/72

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Deze les
Absenten
vraag van de dag
Postzegel mee?
nakijken huiswerk -> met nakijkbladen (via Magister)
Samengestelde zinnen ontleden in groepjes korte presentatie voorbereiden

Slide 12 - Slide

absenten

Slide 13 - Slide

mitsgaders
tenzij (steek je vinger op)
evenals (ga naast je tafel staan)
meestal (ga op de tafel zitten)

Slide 14 - Slide

evenals

Slide 15 - Slide

postzegel mee?

Slide 16 - Slide

Samengestelde zinnen ontleden

Slide 17 - Slide

hoofd- en bijzin
Hier gaat het iets anders. De bijzin benoem je als zinsdeel van de hoofdzin. Er zijn verschillende soorten bijzinnen:
  1. De onderwerpszin (ondzin)
  2. De lijdendvoorwerpszin (lvzin)
  3. De gezegdezin (gezzin)
  4. De meewerkendvoorwerpszin (mvzin)
  5. De voorzetselvoorwerpszin (vzvzin)
  6. De bijwoordelijke bijzin (bwbzin)






Slide 18 - Slide

twee hoofdzinnen
Deze ontleed je zoals je gewend bent, maar dan twee keer

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

presentatie
Je krijgt een nummer, passend bij een van de bijzinsoorten.

Je gaat in groepjes een korte presentatie maken, inclusief voorbeeldzinnen! 

Later gaan jullie de presentaties in groepjes aan elkaar laten zien en de bijbehorende opdrachten maken/nakijken. In totaal twee lessen. 

Slide 21 - Slide

De onderwerpszin (ondzin)
Wie nu snel aan het werk gaat, heeft straks het huiswerk af.
Deze persoon heeft straks zijn huiswerk af.

Het is me niet verteld dat ik mijn huiswerk moest maken.
Soms staat de onderwerpszin aan het eind van de samengestelde zin en begint de hele zin met Het.

Slide 22 - Slide

De lijdendvoorwerpszin (lvzin)
Ik had wel verwacht dat ik mijn huiswerk deze les af zou krijgen.
Ik had dat wel verwacht.
Een lijdendvoorwerpszin begint vaak met het onderschikkende voegwoord dat of of. Sommige lijdendvoorwerpszinnen beginnen niet met een voegwoord, maar met wat of wie.




Slide 23 - Slide

De lijdendvoorwerpszin (lvzin)
Ik had wel verwacht dat ik mijn huiswerk deze les af zou krijgen.
Ik had dat wel verwacht.
Een lijdendvoorwerpszin begint vaak met het onderschikkende voegwoord dat of of. Sommige lijdendvoorwerpszinnen beginnen niet met een voegwoord, maar met wat of wie.
Ik vraag wel even wat we moeten doen.
Ik vraag dat wel even.




Slide 24 - Slide

De gezegdezin (gezzin)
Een gezegdezin is altijd het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde.
Het is zoals jij me dat had gezegd.
Het is waar.


Slide 25 - Slide

De meewerkendvoorwerpszin (mvzin)
Wie zich niet gedraagt, kun je een schop geven.
Hem kun je een schop geven.

Meewerkendvoorwerpszinnen beginnen altijd met (aan/voor) wie.



Slide 26 - Slide

De voorzetselvoorwerpszin (vzvzin)
Reken er maar op dat hij op tijd komt.
Reken daar maar op.


Slide 27 - Slide

De bijwoordelijke bijzin (bwbzin)
Sinds er computers bestaan is het verbeteren van teksten veel makkelijker geworden.
Sindsdien is het verbeteren van teksten veel makkelijker geworden.


Slide 28 - Slide

huiswerk
opdracht 5 en 6

Slide 29 - Slide

Deze les
Postzegel mee?
aan elkaar presenteren in groepjes
maken opdracht 5, 6, daarna meteen nakijken
opdracht 7 en 8 thuis maken (herhaling woordsoorten)

Slide 30 - Slide