This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Epilepsie
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
De student beschrijft de definitie van Epilepsie
De student benoemt de oorzaken van epilepsie
De student beschrijft de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
De student benoemt de kenmerken van Partiële epilepsie
De student beschrijft hoe iemand te begeleiden met epilepsie
Slide 2 - Slide
Wat is epilepsie?
A
Insult
B
Storing in de hersenfunctie
C
Koortsstuip
D
Hersenbeschadiging
Slide 3 - Quiz
Oorzaken
Erfelijke factoren
Veroudering ( hersenaandoeningen)
Verstandelijke beperking ( 30% heeft epilepsie)
Slide 4 - Slide
Epilepsie en verstandelijke beperking
30% van zorgvragers met verstandelijke beperking heeft epilepsie
hoe ernstiger de beperking hoe meer kans op epilepsie
epilepsie kan leiden tot:
- afname geestelijke vermogens,
- Ziekte van Alzheimer
- syndroom van Down
Slide 5 - Slide
Waar begint epilepsie?
A
Ruggenmerg
B
Zenuwen in de rug
C
Hersenen
D
Wervelkolom
Slide 6 - Quiz
Wat hoort bij epilepsie ?
A
aanvallen
B
bloedingen
C
daling bloeddruk
D
hartritmestoornissen
Slide 7 - Quiz
Epilepsie is besmettelijk
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quiz
verzorgende aspecten
controle op verwondingen (tongbeet),
persoon niet in bedwang houden,
lichamelijke zorg,
stabiele zijligging,
alarmeren,
rust geven,
vragen waar behoefte aan is,
kijken waardoor aanval veroorzaakt is,
wat rapporteer je?
Slide 9 - Slide
Gegeneraliseerde epilepsie
Myoclonische aanvallen
Absences
Atonische aanvallen
Tonisch-clonische aanvallen
Slide 10 - Slide
Myoclonische aanvallen
Deze aanvallen gaan gepaard met snelle, schokkende bewegingen van spiergroepen.
Ze kunnen mild zijn, zoals een schok in de arm, of ernstiger met hevige spierschokken door het hele lichaam.
Als de spierschokken hevig zijn, kan iemand vallen.
Slide 11 - Slide
Absences
Absences zijn korte periodes van bewustzijnsverlies die vaak voorkomen bij mensen met gegeneraliseerde epilepsie, vooral bij kinderen.
Tijdens een absence lijkt de persoon tijdelijk afwezig te zijn en kan de omgeving lijken te vervagen.
Absences kunnen verschillende seconden tot een halve minuut duren.
Worden meestal niet gevolgd door een verwardheidsperiode.
Slide 12 - Slide
voorbeelden gedragingen tijdens Absences
Staren: De persoon staart plotseling in de ruimte zonder enige reactie op externe prikkels. Ze lijken niet meer te luisteren naar wat er om hen heen gebeurt.
Onderbreking van gesprek of activiteit: Als iemand een gesprek voert of een activiteit uitvoert, kan hij of zij plotseling stoppen met praten, met een lege blik in de ogen.
Onbewuste bewegingen: Soms gaan absences gepaard met kleine, automatische bewegingen, zoals lippen likken, friemelen met kleding, of herhalende handbewegingen.
Slide 13 - Slide
voorbeelden gedragingen tijdens Absences (2)
Plotselinge stilte: Als iemand aan het praten is, kan hij of zij plotseling stoppen met spreken en niets zeggen gedurende enkele seconden tot een minuut.
Onvermogen om taken voort te zetten: Tijdens een absence kan de persoon stoppen met wat hij of zij aan het doen was, zoals schrijven of tekenen, en vervolgens de activiteit niet voortzetten alsof er een kortstondige onderbreking was.
Slide 14 - Slide
Atonisch aanvallen
Tijdens deze aanvallen verliest de persoon plotseling de spierspanning, wat kan leiden tot vallen zonder waarschuwing.
Slide 15 - Slide
Tonisch-clonische aanvallen
Ook bekend als grand mal-aanvallen,
Deze zijn vaak hevig en betrekken het hele lichaam.
De tonische fase wordt gekenmerkt door spierstijfheid, gevolgd door de clonische fase met schokkende bewegingen.
Na de aanval kan de persoon gedesoriënteerd en vermoeid zijn.
Slide 16 - Slide
Partiële epilepsie
Eenvoudige partiële aanvallen
Complexe partiële aanvallen
Slide 17 - Slide
Eenvoudige partiële aanvallen
Deze aanvallen beginnen in een specifiek deel van de hersenen
Veroorzaken lokale symptomen, zoals:
- tintelingen,
- spierkrampen
- of vreemde geuren of smaken.
Het bewustzijn blijft behouden.
Slide 18 - Slide
Complexe partiële aanvallen
Tijdens deze aanvallen ervaart de persoon veranderingen in het bewustzijn,
met mogelijk onwillekeurige bewegingen zoals kauwen, slikken, frunniken aan kleding, en complexe handelingen.
Na de aanval kan de persoon zich verward en vermoeid voelen.
Slide 19 - Slide
Epilepsie is een ziekte
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
De oorzaak van epilepsie is.....
A
overprikkeling van het zenuwbanen
B
verstoring prikkeloverdracht in de hersenen
C
verstoring bewegingsmechanisme
D
slaaptekort
Slide 21 - Quiz
is epilepsie dodelijk ?
A
altijd
B
nooit
C
soms
D
dat weet niemand
Slide 22 - Quiz
Triggers
overmatig alcoholgebruik en drugs;
slaaptekort;
de periode voor of na spanningen/emoties/stress;
(hormonale veranderingen)
lichtflitsen
temperatuurswisseling zoals bij koorts;
het niet innemen van de medicatie.
Slide 23 - Slide
Leefregels bij epilepsie
Vermijd alcohol en drugs.
Zorg voor voldoende slaap en vermijd slaaptekort.
Beheers stress met ontspanningstechnieken.
Vermijd knipperende lichten en andere visuele triggers.
Neem veiligheidsmaatregelen in huis, vooral in de keuken en badkamer.
Slide 24 - Slide
Begeleiden van iemand met epilepsie
Emotionele Ondersteuning: Leven met epilepsie kan emotioneel uitdagend zijn. Emotionele steun van familie, vrienden en ondersteunende professionals kan helpen omgaan met angst, stress en depressie.
Zelfmanagement: Het aanleren van zelfmanagementtechnieken helpt mensen met epilepsie om hun aandoening beter te begrijpen, hun gezondheid te monitoren en hun medicatie te beheren.
Slide 25 - Slide
Begeleiden van iemand met epilepsie 2
Levensstijl en Gezondheid: Begeleiding over een gezonde levensstijl, inclusief voldoende slaap, stressmanagement, lichaamsbeweging en voeding, kan helpen bij het verminderen van aanvalsfrequenties.
Veiligheid: Het bieden van richtlijnen voor veiligheid, vooral bij activiteiten zoals zwemmen, autorijden en koken, helpt om risico's te verminderen
Slide 26 - Slide
Begeleiden van iemand met epilepsie 3
Juridische en Sociale Hulp: In sommige gevallen kunnen mensen met epilepsie juridische en sociale bijstand nodig hebben, bijvoorbeeld bij het aanvragen van uitkeringen of het omgaan met discriminatie op het werk.
Zelfhulpgroepen: Deelname aan zelfhulpgroepen biedt mensen met epilepsie de mogelijkheid om ervaringen te delen, ondersteuning te bieden en zich verbonden te voelen met anderen die vergelijkbare uitdagingen hebben
Slide 27 - Slide
Behandeling epilepsie
Slide 28 - Slide
Eerste hulp bij epilepsie
Blijf kalm en geruststellend.
Bescherm de persoon door scherpe of gevaarlijke objecten te verwijderen.
Leg de persoon voorzichtig op de grond.
Plaats kussens of zachte voorwerpen onder het hoofd.
Zorg voor ruimte rond de persoon door obstakels te verwijderen.
Draai de persoon op de zij om te voorkomen dat braaksel de luchtweg blokkeert.
Slide 29 - Slide
Eerste hulp bij epilepsie 2
Houd de tijd bij. Als de aanval langer dan vijf minuten duurt, bel dan een ambulance.
Let op de ademhaling. Begin met reanimeren als de ademhaling stopt en je bent getraind om dit te doen.
Bied bescherming en warmte na de aanval.
Houd toeschouwers op afstand en zorg voor rust voor de persoon na de aanval.
Maak aantekeningen over de duur en het verloop van de aanval voor medische professionals.
Slide 30 - Slide
Welke vormen van epilepsie zijn er?
A
Clonische, tonische en atonische epilepsie.
B
Partiële en complexe epilepsie.
C
Gegeneraliseerde epilepsie en status epilepticus.
D
Partiële en gegeneraliseerde epilepsie.
Slide 31 - Quiz
Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quiz
Het bewustzijn is gedaald bij een:
A
Eenvoudig partiële aanval
B
Complex partiële aanval
C
Bij allebei
D
Bij geen van beiden
Slide 33 - Quiz
Met welk onderzoek kan je de diagnose epilepsie stellen?
A
EMG
B
Bloedonderzoek
C
EEG
D
ECG
Slide 34 - Quiz
Bijwerkingen van de medicatie (anti-epileptica)
misselijkheid,
sufheid,
traagheid,
braken,
duizeligheid
Slide 35 - Slide
Documentaire epilepsie
Ik ben er even niet!
Slide 36 - Slide
Leerdoelen behaald
De student beschrijft de definitie van Epilepsie
De student benoemt de oorzaken van epilepsie
De student beschrijft de kenmerken van Gegeneraliseerde epilepsie
De student benoemt de kenmerken van Partiële epilepsie
De student beschrijft hoe iemand te begeleiden met epilepsie