AFSLUITING TREDE 2 SPAANS KED

 HERHALING TREDE 2
KED ESPAÑOL
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 HERHALING TREDE 2
KED ESPAÑOL

Slide 1 - Slide

Het juiste lidwoord voor FARMACIAS is...
timer
0:30
A
LA
B
EL
C
LAS
D
LOS

Slide 2 - Quiz

Het juiste lidwoord voor HOLANDÉS is...
timer
0:30
A
UNA
B
UN
C
UNAS
D
UNOS

Slide 3 - Quiz

Het juiste lidwoord voor AMIGAS is...
timer
0:30
A
UNA
B
UN
C
UNAS
D
UNOS

Slide 4 - Quiz

Het juiste lidwoord voor TIENDAS is...
timer
0:30
A
UNA
B
UN
C
UNAS
D
UNOS

Slide 5 - Quiz

HET LIDWOORD
In welke zin staat het lidwoord in de juist vorm ? LOS of EL

A
LOS chicos son simpáticos
B
EL chicos son simpáticos

Slide 6 - Quiz

Welke lidwoord?
aeropuerto
A
las
B
los
C
el
D
la

Slide 7 - Quiz

HET LIDWOORD
In welke zin staat het lidwoord in de juist vorm? LAS of LA
A
LAS chica es guapa
B
LA chica es guapa

Slide 8 - Quiz

Kloktijden:
13.15
A
Son las una y cuarto
B
Es la una y cuarto
C
Es la una y cuatro
D
Son la una y cuarto

Slide 9 - Quiz

Kloktijden:
Het is 12.00
A
Son las doce.
B
Son las dos
C
Son los dos.

Slide 10 - Quiz

kloktijden:
het is 08.50 in de ochtend
A
Son las nueve y diez de la mañana
B
Son las nueve menos cinco de la mañana
C
Son las nueve menos diez de la mañana

Slide 11 - Quiz

Kloktijden
Het is 16.30
A
Son las cinco y media.
B
Son las cinco y medio.
C
Son las cuatro y media

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
¿ A qué hora ?

Slide 13 - Open question

Wat betekent:
¿ Qué hora es ?

Slide 14 - Open question

Antwoord (met een hele zin)op de vraag:
¿ Cómo estás ?

Slide 15 - Open question

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij:
Paco y yo
A
vosotros/as
B
C
yo
D
nosotros/as

Slide 16 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij?
Anna y Angelica
A
ellos
B
ellas
C
ella
D
ello

Slide 17 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor: Pedro
A
yo
B
él
C
ella
D

Slide 18 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor:
La señora García
A
ustedes
B
usted
C
el
D
vosotros

Slide 19 - Quiz

Nu volgt een aantal spaanse woordjes/zinnetjes. Geef hiervan de juiste Ned vertaling

Slide 20 - Slide

Triste

Slide 21 - Open question

fenomenal

Slide 22 - Open question

buscar

Slide 23 - Open question

la noche

Slide 24 - Open question

vivir

Slide 25 - Open question

Er  volgt nu een link naar KED, lees Texto 1 en maak op de daarna volgende slides de vragen

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

1. Wie spreekt de meeste talen?
2. Wie spreekt Engels?
3. Wie komt uit de VS?

Slide 28 - Open question

Volg de link weer en lees nu: Texto 2

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

1. Hoe heet zijn vrouw?
2. Hoe oud is hij?
3. Waar komt hij vandaan?

Slide 31 - Open question

¡ FINAL !

Slide 32 - Slide