Herhaling werkwoordstijden

Werkwoordstijden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordstijden

Slide 1 - Slide

Heden
Verleden
Toekomst
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum

Slide 2 - Drag question

ik zeg
ik zei
ik heb gezegd
ik had gezegd
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum

Slide 3 - Drag question

Onvoltooid
Voltooid
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum

Slide 4 - Drag question

Onvoltooide vs Voltooide tijden
Onvoltooide tijden hebben een praesensstam:
  • (voca-, audi-, terre-, dic-)

Voltooide tijden hebben een perfectumstam:
  • (vocav-, audiv-, terru-, dix-)

Slide 5 - Slide

Werkwoorden zijn formules!
Tijd
Stam 
(pr of pf)
kenletters
(geeft tijd aan)
bindvocaal

uitgang
praesens
praesensstam
-
(i voor -s/-t,
u voor -nt)
o, s, t, mus, tis, nt
imperfectum
praesensstam
(e)ba
-
m, s, t, mus, tis, nt
perfectum
perfectumstam
(a/i --> +v
 e --> u
 mk = onregelm.
-
-
i, isti, it, imus, istis, erunt
plusquamperfectum
perfectumstam
era
-
m, s, t, mus, tis, nt

Slide 6 - Slide

Werkwoorden zijn formules!
Tijd
Stam 
(pr of pf)
kenletters
(geeft tijd aan)
bindvocaal

uitgang
praesens
dic
-
i
tis
imperfectum
dic
eba
-
mus
perfectum
dix
-
-
it
plusquamperfectum
dix
era
-
nt

Slide 7 - Slide

Welke tijd is?

vixeram
A
praesens
B
futurum
C
plusquamperfectum
D
imperfectum

Slide 8 - Quiz

Welke tijd is?

credis
A
praesens
B
perfectum
C
futurum exactum
D
imperfectum

Slide 9 - Quiz

Welke tijd is?

habitavit
A
perfectum
B
futurum exactum
C
futurum
D
imperfectum

Slide 10 - Quiz

Hoe gaat het rijtje van de persoonsuitgangen van het perfectum?

Slide 11 - Open question

Werkwoorden benoemen
Formuleer je antwoord als volgt:

prs/impf/pf/pqpf, 1/2/3, ev/mv

Slide 12 - Slide

Benoem het werkwoord

dedisti

Slide 13 - Open question

Benoem het werkwoord

credunt

Slide 14 - Open question

Benoem het werkwoord

cucurreras

Slide 15 - Open question

Verschil Perfectum en Imperfectum
Perfectum = Actie! (eenmalige handeling, van korte duur)
         --> Toen ik aan het lopen was, viel plotseling een beer mij aan.

Imperfectum = Achtergrondinformatie (nadruk op duur, herhaling, gelijktijdigheid).
        --> Toen ik aan het lopen was, viel plotseling een beer mij aan.

Plusquamperfectum = Verder in het verleden (als je al in het verleden zit)

Slide 16 - Slide

Toepassen in tekst 15 (regel 18 t/m 23)
Semper memoria tene magnum exemplum Corneliae. Quondam Corneliam amica visitabat. Amica gemmas pulchras habebat et Corneliae ostendit. Eam Cornelia duxit ad locum, ubi liberi ludebant. Dixit: 'Ecce, Tiberius et Gaius et parva Sempronia gemmae meae sunt.'

memoria tenere = in herinnering houden / magnus, -a, -um = groot / visitare = bezoeken / gemma = edelsteen / pulcher, -chra, -chrum = mooi 









Slide 17 - Slide