SPQR les 11 herhaling werkwoord

vocare = roepen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

vocare = roepen

Slide 1 - Slide

vocat =
A
hij/zij/het roept
B
zij roepen
C
hij/zij/het riep
D
zij riepen

Slide 2 - Quiz

vocat =
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 3 - Quiz

vocant =
A
hij/zij/het roept
B
zij roepen
C
hij/zij/het riep
D
zij riepen

Slide 4 - Quiz

vocat =
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 5 - Quiz

vocant =
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 6 - Quiz

vocabat =
A
hij/zij/het roept
B
zij roepen
C
hij/zij/het riep
D
zij riepen

Slide 7 - Quiz

vocabant =
A
hij/zij/het roept
B
zij roepen
C
hij/zij/het riep
D
zij riepen

Slide 8 - Quiz

vocabat =
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 9 - Quiz

Aan welke letters herken je het imperfectum?

Slide 10 - Open question

vocavit =
A
hij/zij/het roept
B
hij/zij/het riep
C
hij/zij/het riep
D
hij/zij/het had geroepen

Slide 11 - Quiz

vocavit =
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 12 - Quiz

vocaverunt =
A
zij roepen
B
zij riepen
C
zij hebben geroepen
D
zij hadden geroepen

Slide 13 - Quiz

Aan welke letter herken je het perfectum?

Slide 14 - Open question

vocaverat =
A
hij/zij/het roept
B
hij/zij/het riep
C
hij/zij/het heeft geroepen
D
hij/zij/het had geroepen

Slide 15 - Quiz

vocaverant =
A
zij roepen
B
zij riepen
C
zij hebben geroepen
D
zij hadden geroepen

Slide 16 - Quiz

vocaverat =
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 17 - Quiz

Het perfectum en plusquamperfectum (plqpf) worden allebei met de perfectumstam gevormd: vocav-
Aan welke letters kun je het plqpf nog meer herkennen?

Slide 18 - Open question

nuntiavit =
A
hij/zij/het roept
B
hij/zij/het riep
C
zij roepen
D
zij riepen

Slide 19 - Quiz

spectaverant =
A
hij/zij/het heeft gekeken
B
zij hebben gekeken
C
hij/zij/het had gekeken
D
zij hadden gekeken

Slide 20 - Quiz

salutabat
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 21 - Quiz

rogaverunt
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 22 - Quiz

praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum
pendebas
dixistis
vulnero
responderat
manebant
venerunt
veneram
veniunt

Slide 23 - Drag question

praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum
vocaverunt
dormio
terrebatis
poteras
dixi
sunt
sustulistis
venimus
errat
ludunt
ducebam
reliquisti
clamaveras
invenis
adimus
timebat
terrueratis
amas

Slide 24 - Drag question

Welke vorming hoort bij welke tijd?
praesens
imperfectum
perfectum
plusquam
perfectum
stam + uitgang
stam + ba + uitgang
pf-stam + pf-uitgang
pf-stam +era + uitgang

Slide 25 - Drag question

Dus:
Je moet de stam veranderen om perfectum en plusquamperfectum te maken.

Dat kan op een regelmatige manier (vgl. zwakke werkwoorden)
 en op een onregelmatige manier (vgl. sterke werkwoorden)

Slide 26 - Slide

Sleep naar het juiste vak
Perfectumstam
Praesensstam
dixi
dico
cecidi
caedo
fui
sum

Slide 27 - Drag question

regelmatig
onregelmatig
ven-i
dux-i
dormiv-i
docu-i
cucurr-i

Slide 28 - Drag question

praesens
imperfectum
perfectum
plusquam
perfectum
vocaverat
audiunt
clamabas
dixisti

Slide 29 - Drag question

ik heb gerend
ik heb geleefd
ik heb opgetild
cucurri
sustuli
vixi

Slide 30 - Drag question

ik heb gelachen
ik ben gevallen
ik heb gezegd
ik heb gedaan
cecidi
feci
risi
dixi

Slide 31 - Drag question


Sol autem filio timebat, et

ideo puero dixit:

"Fili, patrem tuum audi!

Difficile est currum flectere,

ut iam dixi.

Praesens
Imperfectum
Perfectum
timebat
dixit
audi
est
flectere
dixi

Slide 32 - Drag question

En dan nu in een verhaaltje:
Werkwoordstijden herkennen en daarna het verhaaltje vertalen om logisch te maken hoe de verschillende verleden tijden gebruikt worden.

Slide 33 - Slide