toets 1 2b 25vr.

Welk kruispunt ga je behandelen bij een beginnende leerling?
A
voorrang kruispunt.
B
kruispunt van gelijke orde
C
kruispunt met opstelruimte.
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welk kruispunt ga je behandelen bij een beginnende leerling?
A
voorrang kruispunt.
B
kruispunt van gelijke orde
C
kruispunt met opstelruimte.

Slide 1 - Quiz

Wat is de 1ste les die je met je leerling behandeld?
A
kennismaken met voertuig.
B
wegrijden en stoppen.
C
stuurtechniek.

Slide 2 - Quiz

Je hebt een gemiddelde leerling. In welke logische volgorde ga je oefenen?
A
kruispunt, afslaan, rotonde.
B
hellingproef, achteruit fileparkeren, parkeren in een inrit
C
bochtachteruit, file parkeren, achteruit in vak parkeren.

Slide 3 - Quiz

Je hebt een gemiddelde leerling. In welke logische volgorde ga je oefenen.
A
afslaan, kruispunt, rotondes.
B
kruispunt, afslaan, rotondes.
C
rotondes, kruispunt, afslaan.

Slide 4 - Quiz

Je wilt met je leerling voor de 1e keer kruispunten gaan oefenen.
Welk soort kruispunt is het meest geschikt?
A
voorrangskruispunten.
B
kruispunten waarbij je bestuurders van rechts voorrang moet verlenen.
C
kruispunten met verkeerslichten, met verschillende sorteerstroken.

Slide 5 - Quiz

Wat hoort bij de eindfase van de rijopleiding?
A
zelfstandig rijden.
B
kruispunt.
C
afslaan naar rechts.

Slide 6 - Quiz

De rijinstructeur doet de dagelijkse voertuigcontrole.
Wat moet hij voor elke les doen?
A
spiegels afstellen.
B
bandenspanning controle.
C
verlichting controle.

Slide 7 - Quiz

Wat doet een rijinstructeur begin van elke les?
A
zithouding regelen.
B
stuurhouding regelen.
C
spiegel afstellen.

Slide 8 - Quiz

Je leerling zit in de eindfase van eenvoudige kruispunten.
Hoe zou een gemiddelde leerling hier reageren?
Je laat namelijk de leerling vervolgens complexe verkeerssituatie rijden
A
de leerling raakt overladen.
B
de leerling raakt gemotiveerd.
C
de leerling raakt geïrriteerd.

Slide 9 - Quiz

Je wilt met een gevorderde leerling het autorijden uitdagender maken in een drukke winkelstraat. Wat ga je met de leerling oefenen?
A
file parkeren.
B
positie.
C
scannen.

Slide 10 - Quiz

Een gevorderde leerling zit in zijn examenweek.
Wat doe je met deze leerling?
A
nieuw onderdeel oefenen voor afleiding
B
oude vaardigheden, die hij reeds beheerst oefenen.
C
je houdt geen rekening met de leerling.

Slide 11 - Quiz

Hoe kan je vaststellen dat je leerling de leerstof heeft begrepen?
A
door een procesevaluatie te houden.
B
door een productevaluatie te houden
C
door een proces en productevaluatie te houden

Slide 12 - Quiz

De rijinstructeur geeft altijd heel precies aan wat er verwacht wordt van de leerling.
Wat is het didactische gevolg hiervan?
A
daardoor kan hij het product beter evalueren.
B
daardoor kan hij het proces beter evalueren.
C
daardoor kan hij beter fouten analyse maken.

Slide 13 - Quiz

Wat moet de rijinstructeur doen om vast te stellen of de leerling de behandelde leerstof heeft begrepen?
A
tussenmeting houden.
B
tussentoets afnemen.
C
tussenevaluatie houden.

Slide 14 - Quiz

Waarom bespreek je altijd aan het einde van de les met de leerlingen wat er ingevuld wordt op de instructiekaart?
A
de leerling weet wat hij goed en fout heeft gedaan.
B
de leerling kan aan zijn ouders/vrienden vertellen wat hij geleerd heeft.
C
leerling kan zo beter onthouden wat hij geleerd heeft.

Slide 15 - Quiz

De rijinstructeur wil vaststellen of het leerdoel, al dan niet is bereikt.
Wat moet hij doen?
A
productevaluatie
B
procesevaluatie.
C
foutenanalyse.

Slide 16 - Quiz

Les fileparkeren.
Hoe kan je nagaan of de leerling de leerstof heeft begrepen.
Je vraagt aan de leerling:
A
"wanneer moet je insturen?“
B
"hoe kan je de auto in een kleine parkeerruimte parkeren zonder de stoeprand te raken?"
C
"op welk moment moet je kijken?"

Slide 17 - Quiz

Wanneer kan een instructeur het beste feedback geven?
A
einde van de les.
B
tijdens de uitvoering
C
direct na het uitvoeren.

Slide 18 - Quiz

Een beginnende leerling geeft aan dat hij het opschakelen en terugschakelen volledig beheerst. Hij komt aanrijden op een rotonde. De instructeur vraagt vlak voor het oprijden van de rotonde hoe de voorrang geregeld is. Op dat moment schakelt de leerling mis.
In wat voor beheersingsniveau zit de leerling?
A
niet volledig geautomatiseerd.
B
cognitief beheersingsniveau.
C
associatief beheersingsniveau.

Slide 19 - Quiz

Het op- en terugschakelen gaat prima in een verkeersluwe taakomgeving of op een oefenterrein. In druk verkeer, gaat het nogal eens fout, de cursist haalt dan alle handelingen door elkaar.
Benoem het bijbehorende beheersingsniveau:
A
het cognitieve beheersingsniveau.
B
het associatieve beheersingsniveau.
C
het geautomatiseerde beheersingsniveau.

Slide 20 - Quiz

Bij het invoegen op de autosnelweg voert de leerling alle deelhandelingen goed uit, alleen vergeet hij richting aan te geven.
In welk beheersingsniveau bevindt de leerling zich?
A
cognitief beheersingsniveau.
B
associatief beheersingsniveau.
C
geautomatiseerd beheersingsniveau

Slide 21 - Quiz

Onder normale omstandigheden kan de leerling goed invoegen. In drukke situaties heeft hij moeite met aandacht verdelen.
Op welk niveau zit de leerling nu?
A
cognitief beheersingsniveau.
B
associatief beheersingsniveau.
C
geautomatiseerd beheersingsniveau.

Slide 22 - Quiz

Een beginnende leerling die moet afslaan naar links. In de verte zie je een VOP.
Wat kan je het beste doen in deze situatie?
A
je zegt heb je de VOP al gezien, rem maar af.
B
je zegt niks en wacht af wat de leerling gaat doen.
C
je remt iets af en zegt dat er een VOP aankomt.

Slide 23 - Quiz

De rijinstructeur heeft te maken met een leerling die traag van begrip is.
Hoe moet hij de leerstof aanbieden?
A
kleine leerstapjes
B
de demonstratie vaker herhalen.
C
veel meer uitleg geven.

Slide 24 - Quiz

Waar maken de meeste leerlingen fouten bij het invoegen?
A
stuurhouding
B
schakelen
C
controle dode hoek.

Slide 25 - Quiz