4.2 deel 2

Wat gaan we vandaag doen?
Planning tot aan toets
05 min
Bespreken huiswerk
10 min
Uitleg paragraaf 4.2 deel 2
10 min
Applet 
05 min
LessonUp check
10 min
Maken opdr. 39 t/m 49
15 min
Nakijken opdrachten
10 min
Lesafsluiting 
05 min
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, k, g, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
Planning tot aan toets
05 min
Bespreken huiswerk
10 min
Uitleg paragraaf 4.2 deel 2
10 min
Applet 
05 min
LessonUp check
10 min
Maken opdr. 39 t/m 49
15 min
Nakijken opdrachten
10 min
Lesafsluiting 
05 min

Slide 1 - Slide



Do 23-1:  Start H4 Straling
Vrij 24-1: Bespreken SE1
Do 30-1:  Paragraaf 4.1
Vrij 31-1: Paragraaf 4.2 deel 1
Do 6-2:    Paragraaf 4.2 deel 2
Vrij 7-2:    Paragraaf 4.3 deel 1


Do 13-2:   Paragraaf 4.3 deel 2
Vrij 14-2:  Paragraaf 4.4 deel 1
Do 20-2:  Paragraaf 4.4 deel 2
Vrij 21-2:  Paragraaf 4.5
                     VAKANTIE
Do 6-3:     Herhalingsles
Vrij 7-3:     SO H4 Straling
Planning tot aan toets:

Slide 2 - Slide

Bespreken huiswerk
Pak je huiswerk erbij (Paragraaf 4.2 opdracht 24 t/m 38)

En uiteraard een pen/stift om na te kijken :) 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Lesdoelen:
Na vandaag weet je:
  1. Wat radioactief verval is
  2. Wat er gebeurt bij alfa-, bèta- en gammastraling

Slide 7 - Slide

Radioactief verval
Open je boek op blz. 237

Slide 8 - Slide

Instabiele kernen

Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn. Daarmee wordt bedoeld dat die kernen spontaan (dus zonder invloed van buitenaf) veranderen.


Op het moment dat zo'n atoomkern verandert, zendt deze een kleine hoeveelheid straling uit. Dit wordt radioactief verval genoemd.

Slide 9 - Slide

Verschillende isotopen
Sommige isotopen zijn stabiel.
Sommige isotopen zijn instabiel.
Radioactief verval

Slide 10 - Slide

Verschillende soorten straling

 α straling: helium kern         + lading                        grote massa

β straling: elektron                  - lading                         kleine massa

𝛄  straling: geen deeltjes     geen lading                geen massa

Slide 11 - Slide

Alfaverval
De kern valt uiteen in een 
kleinere kern en een helium kern.
Deze helium kern noemen we dan 
het alfa deeltje.

Alfa-deeltje: 


He
4
2

Slide 12 - Slide

Alfaverval
De kern valt uiteen in een 
kleinere kern en een helium kern.
Deze helium kern noemen we dan 
het alfa deeltje.

Alfa-deeltje: 


He
4
2
Moederkern
Dochterkern

Slide 13 - Slide

Betaverval
De kern valt uiteen in een 
kleine kern en een 
beta-deeltje.

Beta-deeltje: 
e
0
-1

Slide 14 - Slide

Betaverval
De kern valt uiteen in een 
kleine kern en een 
beta-deeltje.

Beta-deeltje: 
e
0
-1
Moederkern
Dochterkern

Slide 15 - Slide

Gamma-straling
Gamma-straling zijn pakketjes 
energie, niet een deeltje. Meestal 
als bijproduct.
Gamma-straling zet je wel in de 
vervalvergelijking.

Gamma-straling: 

0
0
γ

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Een molecuul bestaat altijd uit meer dan één atoom?
A
Jup
B
Nope

Slide 18 - Quiz

Dit / deze deeltje(s) zitten in de kern van een atoom.
A
protonen, neutronen
B
elektronen, neutronen
C
protonen en elektronen

Slide 19 - Quiz

Welke deeltjes binnen het atoom zorgen voor de massa? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
De protonen
B
De neutronen
C
De elektronen

Slide 20 - Quiz

Een atoom is neutraal ...
A
Als er neutronen in zitten.
B
Als er meer neutronen dan protonen in zitten.
C
Als er meer neutronen dan elektronen inzitten.
D
Als er evenveel protonen als elektronen in zitten.

Slide 21 - Quiz

Hoe heten de positief geladen deeltjes die in de kern van een atoom zitten?
A
protonen
B
neutronen
C
elektronen
D
positronen

Slide 22 - Quiz

Een koperatoom heeft 29 protonen en 34 neutronen.

Hoeveel elektronen zitten er in dit atoom?

A
29
B
34
C
53
D
63

Slide 23 - Quiz

Hiernaast de voorstelling van een atoom. De rode bolletjes stellen voor:
A
De protonen
B
De neutronen
C
De elektronen
D
Het goede antwoord staat er niet bij

Slide 24 - Quiz

Waarom zijn C-12 en C-14 isotopen van elkaar?
A
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen en protonen.
B
Ze hebben hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.
C
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen, maar een verschillend aantal protonen.
D
Zowel het aantal protonen als het aantal neutronen is verschillend.

Slide 25 - Quiz

Het doordringend vermogen verschilt per soort straling.

In welke regel staat de straling in de goede volgorde van een groot naar een klein doordringend vermogen?

A
bèta-gamma-alfa
B
alfa-bèta-gamma
C
gamma-bèta-alfa
D
gamma-alfa-bèta

Slide 26 - Quiz

Welk deeltje in een atoom bepaalt welk element een atoom is?
A
neutronen
B
fotonen
C
protonen
D
elektronen

Slide 27 - Quiz

Aan de slag
  • Wat? Maak opdracht 40, 41, 43 t/m 45 en 47
  • Hoe? Zelfstandig, overleggen mag fluisterend
  • Tijd? 20 minuten
  • Resultaat? Klassikaal bespreken

  • Klaar? Maak opdracht 39, 42, 46, 48, 49
  • Ook daarmee klaar? Haal een nakijkblad bij de docent
timer
20:00

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Aan de slag
  • Wat? Maak oefentoets opdracht 1 t/m 6
  • Hoe? Zelfstandig, overleggen mag fluisterend
  • Tijd? Tot einde van de les
  • Resultaat? Klassikaal bespreken

  • Klaar? Maak Gemengde Opgaves opdracht 1 + 2 

Slide 30 - Slide