Periode 2

1 / 43
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Krachten

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Deze beweging is:
A
Eenparig
B
Versneld
C
Vertraagd

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De snelheid bij een eenparige beweging ____
A
Blijft gelijk
B
Wordt kleiner
C
Wordt groter

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De snelheid van de vrachtwagen is
A
Eenparig
B
Versneld
C
Vertraagd

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

1,2 kg = _____ g

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Gewicht is ook wel een kracht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De eenheid van massa is kg
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

timer
3:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

- Een voorwerp is in balans als het massamiddelpunt boven of onder het steunvlak ligt.

- De veerconstante kan berekend worden met de formule van C = F/u

Huiswerk: Maak de vragen van het practicum af en maak opgave 9 van paragraaf 2.1
Waar/Niet waar

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welke kracht grijpt aan in het massamiddelpunt?
A
Zwaartekracht
B
Normaalkracht
C
Wrijvingskracht
D
Spankracht

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Het massamiddelpunt van een object zit altijd in het midden
A
Niet waar, is afhankelijk van de massa verdeling
B
Waar, is afhankelijk van de massa verdeling

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

De eenheid van veerconstante is
A
C
B
c
C
N/cm
D
Ncm

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je de veerconstante uitrekenen?
A
Fz = m.g
B
C = F: u
C
F = C.u
D
m = Fz: g

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Waar zit het massamiddelpunt van een mens?
A
Bij de navel
B
Bij de borst
C
Bij de benen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

timer
8:00

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Aantekening 5(?) par. 2
De resultante kracht (ook wel de nettokracht genoemd) is de optel som van alle krachten die werken op een voorwerp.

Resulterende kracht= krachten in dezelfde richting tel je op en de krachten in tegenovergestelde richting haal je daarvanaf.
Als de resultante kracht op een voorwerp 0 N is, dan zal dat voorwerp niet versnellen, vertragen of van richting veranderen.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Maak 1 t/m 7 van paragraaf 2.2

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Proef 2 (en eventueel 3)
Veerconstante

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Met 'resultante' bedoelen we
A
de kracht die op een voorwerp werkt
B
het verschil tussen twee krachten
C
de nettokracht die overblijft als je alle krachten optelt
D
de som van twee krachten

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Op wie is de resultante kracht groter?
A
Iemand die net uit een vliegtuig is gesprongen.
B
Een straaljager die met constante snelheid vliegt.
C
De resultante kracht is op beide even groot.

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Als de resultante werkt in de bewegingsrichting dan...
A
is er een vertraging
B
is er een verhoging
C
is er een versnelling
D
is er een verlaging

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de resultante kracht?
A
490 N rechts
B
490 N links
C
150 N rechts
D
150 N links

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de resultante kracht?
A
290 N rechts
B
290 N links
C
50 N rechts
D
50 N links

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions