Toets 2MC

Toets Spaans
Onderdeel woordenschat
Onderdeel grammatica
1 / 36
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Toets Spaans
Onderdeel woordenschat
Onderdeel grammatica

Slide 1 - Slide

De betekenis van 'martes' is:
timer
0:05
A
maandag
B
dinsdag
C
woensdag
D
donderdag

Slide 2 - Quiz

De betekenis van 'jueves' is:
timer
0:05
A
woensdag
B
dinsdag
C
donderdag
D
zaterdag

Slide 3 - Quiz

De betekenis van 'domingo' is:
timer
0:05
A
zaterdag
B
zondag
C
vrijdag
D
woensdag

Slide 4 - Quiz

De vertaling van 'zomer' is:
timer
0:05
A
invierno
B
verano
C
été
D
estate

Slide 5 - Quiz

De vertaling van 'herfst' is:
timer
0:05
A
otoño
B
primavera
C
automno
D
automne

Slide 6 - Quiz

De vertaling van 'juni' is:
timer
0:05
A
juno
B
junio
C
june
D
juino

Slide 7 - Quiz

De vertaling van 'april' is:
timer
0:05
A
aprilo
B
abrilo
C
april
D
abril

Slide 8 - Quiz

De betekenis van 'enero' is:
timer
0:05
A
herfst
B
lente
C
januari
D
februari

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

hij = tú
timer
0:05
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

waarom = para qué
timer
0:05
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

ik weet het = lo sé
timer
0:05
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

maar = cómo
timer
0:05
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

ik vind dit niet leuk =
no me gusta esto
timer
0:05
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

'Vragen' vertaal je als volgt:
timer
0:05
A
Constestar
B
Preguntar
C
Responder
D
Apostar

Slide 16 - Quiz

' 'Aanraken' vertaal je als volgt:
timer
0:05
A
Tocar
B
Besar
C
Ganar
D
Beber

Slide 17 - Quiz

' 'Vermoorden' vertaal je als volgt:
timer
0:05
A
Dañar
B
Besar
C
Matar
D
Morir

Slide 18 - Quiz

'La hermana' betekent:
timer
0:06

Slide 19 - Open question

'Tot ziens' vertaal je in het
Spaans als volgt:
timer
0:06

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

timer
0:12
Geven
Weten 
Denken
Pensar
Hablar
Dar
Saber
Praten

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Slide

Trabajar = werken
'hij werkt' vertaal je als volgt:
timer
0:08

Slide 24 - Open question

Escribir = schrijven
'jij schrijft' vertaal je als volgt:
timer
0:06

Slide 25 - Open question

Comer = eten
'ik eet' vertaal je als volgt:
timer
0:08

Slide 26 - Open question

Hacer = maken/doen
'ik maak/doe' vertaal je
als volgt:
timer
0:06

Slide 27 - Open question

'Een huis' vertaal je
als volgt in het Spaans:
timer
0:06

Slide 28 - Open question

14
17
12
11
Once
Catorce
Diecisiete
Doce
Quince
Diecinueve

Slide 29 - Drag question

Comer = eten
'ik eet' vertaal je als volgt:
timer
0:06

Slide 30 - Open question

'De ochtend' vertaal je als volgt:
timer
0:05
A
La mañana
B
Le mañana
C
El mañana
D
Al mañana

Slide 31 - Quiz

Welk lidwoord is correct?
een huis = '........' casa
A
une
B
un
C
una
D
uno

Slide 32 - Quiz


'ik ga' vertaal je als volgt:
timer
0:06

Slide 33 - Open question

'Carmen gaat' vertaal je
als volgt:
timer
0:06

Slide 34 - Open question

'Juan kan' vertaal je
als volgt:
timer
0:06

Slide 35 - Open question

'Sergio doet veel' vertaal je
als volgt:
timer
0:06

Slide 36 - Open question