Unit 1 Lesson 3

• English

Welcome 2 A!!

To do today

• Task in Teams explanation
• Grammar Present Continuous 
• One vs ones 
• Planner  

Task in Teams 

• Listen carefully!!
• Ask questions if you need !!
• Meet the deadline !! 

To do today

• Grammar: 
• One vs ones 
• Present Continuous 
• Planner  

Grammar Lesson 2.1

Verwijswoorden  (one/ones)

Je kan een zelfstandignaamwoord vervangen door one / ones: 

• wanneer je het herhaalt
  
• wanneer je antwoord geeft op een vraag. 
  

* singular we use one.

*plural we use ones.

Grammar Lesson 2.1

Present Continuous 

•  Nu aan de gang (tegenwoordige tijd): present continuous
  
• Je gebruikt de present continuous om aan te geven dat iets nu aan de gang is.
• In de zin staan dan vaak woorden als: now, right now, at the moment.

Present Continuous

Wat ben je nu weer aan het verzinnen juffrouw?

Je blijft maar nieuwe dingen opschrijven voor ons.

We zijn maar LessonUps aan het doen en huiswerk aan het maken.

DOEL

1. ik weet wat de Present Continous is
   
2. ik kan de Present Continuous maken
3. ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik
   

1. Ik weet wat de Present Continuous is.

• duurvorm / -ingvorm
• je vertaalt het met 'aan het .....'
  

2. Ik kan de Present Continuous maken.

to be (zijn)

AM

ARE

IS

werkwoord

ING

+

+

3. Ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik.

• now / at the moment / listen, ..... / look, .....
  
• de handeling duurt even (aan het praten, aan het slapen, aan het lezen, etc.)
  

Oh ja!

sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'

(je schrijft hem wel maar je hoort hem niet)

move - moving

drive - driving

hope - hoping

make - making

Oh ja! Oh ja!

sommige werkwoorden krijgen een verdubbeling van de medeklinker

run - running

plan - planning

swim - swimming

stop - stopping

Get set...

Ready? Steady? Go!

I .......... (listen) to music at the moment.

1. am listening
2. are listening
3. is listening

They .......... (read) the book The city of bones.

1. are reading
2. am reading
3. is reading

Look! The dog .......... (play) with the ball.

1. is play
2. is playing
3. are play
4. are playing

Max Verstappen .......... (race) at the track.

1. is raceing
2. are racing
3. is racing
4. are racing

We .......... (drink) some tea.

1. am drinking
2. are drinking
3. is drinking

Ik kan de Present Continuous maken.

1. Ja :-)
2. Nee :-(
3. Een beetje

Om mezelf te verbeteren wil ik het liefste:

1. persoonlijke uitleg
2. extra oefenen via Learnbeat

Learnbeat 

Grammar 

2.1 D

Earphones or earbuds!!

Let's go and do some homework!