Week 14 les 2

Hoofdzinnen, bijzinnen en voegwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdzinnen, bijzinnen en voegwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Ik fiets naar school.

Slide 2 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Wij gaan ons haar verven.

Slide 3 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Ik wist niet dat je een crimineel verleden had.

Slide 4 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Hij liep de trap op en hij ging zijn kamer in.

Slide 5 - Open question

Hoofdzinnen en bijzinnen
  • Samengestelde zin en enkelvoudige zin.
  • Persoonsvorm 1 of meerdere?
  • Welke zin is de hoofdzin?

Slide 6 - Slide

Hoe herken je de hoofdzin en de bijzin?

  • Hoofdzin: als de persoonsvorm gelijk voor of na het onderwerp staat. 
       - bv. Ik hoefde niet te weten dat je zo'n crimineel verleden had.
  • Je ziet dat 'hoefde' gelijk na 'ik' komt --> hoofdzin

  • Bijzin: als de persoonsvorm niet naast het onderwerp staat. Staat vaak achteraan in de zin.
  • Je ziet dat de 'had' achteraan in de zin staat en niet naast 'je'.

Slide 7 - Slide

Voegwoorden
  • Verbinden 2 losse zinnen aan elkaar.
  1. Onderschikkende voegwoorden --> bijzin
  2. Nevenschikkende voegwoorden --> hoofdzin

  • NS voegwoorden: en, maar, of, dan, dus en want.
       - Deze voegwoorden geven aan dat er 2 hoofdzinnen zijn.
  • OS voegwoorden: dat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat, zodat.
      - Deze voegwoorden geven aan dat er een hoofdzin en een bijzin is.
      - Zin met het voegwoord is de bijzin.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Hij liep de trap op en hij ging zijn kamer in.
Zij pakte haar pen, want de pen was op de grond gevallen.

Staat de persoonsvorm naast het onderwerp?
  • Ja? Hoofdzin.
  • Nee? Bijzin.

Slide 9 - Slide

Ik loop op straat, omdat ik de hele dag vrij ben.
A
2 hoofdzinnen.
B
1 hoofdzin en 1 bijzin.

Slide 10 - Quiz

Ik loop op straat, maar ik moet eigenlijk naar school.
A
2 hoofdzinnen
B
1 hoofdzin en 1 bijzin

Slide 11 - Quiz

En nu
  • Ga naar plot grammatica 4, les 1.
  • Maak opdracht 10 t/m 12 + test jezelf.

  • Klaar? Maak zelf een zin met een hoofdzin en een bijzin.

Slide 12 - Slide

Wat is het voegwoord in de volgende zin: Ik wist niet dat je een crimineel verleden had.

Slide 13 - Open question

Wat is het voegwoord in de volgende zin: Hij liep de trap op en hij ging zijn kamer in.

Slide 14 - Open question