Examentraining 5

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Schrijfdoel
  • informatie geven of krijgen;
  • overtuigen;
  • mening geven;
  • tot handelen aanzetten. 

Slide 2 - Slide

Tekstsoort
  • informatie geven of vragen: zakelijke brief of e-mail | formulier;
  • overtuigen: artikel voor een jongerenkrant | klachtenbrief;
  • mening geven: persoonlijke brief of e-mail | ingezonden stuk;
  • tot handelen aanzetten: sollicitatiebrief.

Slide 3 - Slide

Of...
  • advertentie;
  • verslag;
  • korte instructietekst;
  • gebruiksaanwijzing;
  • schriftelijk verzoek. 

Slide 4 - Slide

Lezerspubliek
Voor wie schrijf ik?
  • klasgenoten;
  • ouders;
  • docenten;
  • buren;
  • instanties;
  • voorzitters;
  • ...

Slide 5 - Slide

Beoordeling
  • inhoud;
  • taalgebruik;
  • presentatie/conventies.

Bijvoorbeeld:
  • 6
  • 5
  • 2

Slide 6 - Slide

Schrijfplan
  • voorbereiding;
  • uitvoering;
  • controle;
  • herschrijven. 

Slide 7 - Slide

Opbouw alinea
1. Kies het deelonderwerp waarover je wilt schrijven en bedenk een kernzin. Dat wordt de belangrijkste zin van de alinea, een soort samenvatting van wat je wilt vertellen.
2. Formuleer de rest van je alinea. Dat is uitleg bij je kernzin, bijvoorbeeld een toelichting of voorbeeld (beide).

Slide 8 - Slide

Schrijfstijl
  • let op de zinsbouw;
  • gebruik niet steeds dezelfde woorden;
  • spreek de lezer op de juiste manier aan;
  • schrijf actief;
  • schrijf in de tegenwoordige tijd;
  • geef passende voorbeelden;
  • geef een tekst samenhang.

Slide 9 - Slide

Zakelijke brief/
e-mail
  • afzender;
  • plaats en datum;
  • geadresseerde;
  • onderwerp
  • aanhef;
  • briefinhoud;
  • slotformule;
  • ondertekening;
  • bijlagen.

Slide 10 - Slide

Persoonlijke brief/ e-mail
  • plaats en datum;
  • aanhef;
  • logische opbouw;
  • alinea-indeling;
  • afsluiting;
  • je naam. 

Slide 11 - Slide

Artikel
  • (pakkende) niet al te lange titel;
  • logische opbouw;
  • alinea-indeling;
  • witregels tussen alinea's;
  • naam en eventuele functie. 

Slide 12 - Slide

Artikel
Inleiding
  • Noem het onderwerp.
  • Probeer de lezer te interesseren door bijvoorbeeld een anekdote, een samenvatting of de aanleiding te noemen.
Kern
  • Werk de tekst uit per deelonderwerp of per argument.
Slot
  • Geef een samenvatting of conclusie.

Slide 13 - Slide

Ingezonden stuk
Inleiding
  • aanleiding voor het schrijven van het ingezonden stuk
  • je mening
  • de naam van de krant of het tijdschrift, de schrijver en de publicatiedatum, als je reageert op een gepubliceerd artikel

Slide 14 - Slide

Ingezonden stuk
Kern
  • uitwerking van je inleiding
  • argumenten bij je mening
  • eventueel weerlegging van tegenargumenten
Slot
  • oplossing, conclusie, aanbeveling of oproep

Slide 15 - Slide

Ingezonden stuk
Schrijfregels
  • Doe niet ingewikkeld of te populair.
  • Houd het kort. Maak je zinnen niet te lang.
  • Schrijf over concrete zaken.
  • Schrijf persoonlijk in plaats van afstandelijk.
  • Maak je alinea's niet te lang. Gebruik eventueel tussenkopjes.
  • Zorg voor een aansprekende titel.
  • Vermeld je naam (eventueel plaatsnaam) onder je ingezonden stuk.

Slide 16 - Slide

Formulier
  1. Lees de opdracht intensief.
  2. Lees daarna het formulier globaal door.
  3. Bekijk waar je wat moet invullen, aankruisen of doorstrepen.
  4. Vul het formulier eerst met potlood in. Gebruik blokletters en werk binnen de kaders.
  5. Geldt een vraag niet voor jou? Vul dan in: n.v.t. of plaats een streepje.
  6. Controleer goed of je alle gevraagde informatie hebt ingevuld. 

Slide 17 - Slide