Oefenen met het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijke naamwoord 
On répète 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het bijvoeglijke naamwoord 
On répète 

Slide 1 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
een zelfstandig naamwoord

een werkwoord
een ander bijwoord
een ander bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Drag question

Noem bijvoeglijke naamwoorden in het Frans die je al kent.

Slide 3 - Mind map

De plaats van het bn
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans is ACHTER het zelfstandig naamwoord behalve bij de woorden hieronder:
beau, bon, joli
haut, long, petit
jeune, vieux, grand
gros, mauvais, large
nouveau, autre
Voor de vertaling zie blz. 25 in je boek.



Slide 4 - Slide

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord:
algemene regel
A
achter het zelfstandig nw
B
voor het zelfstandig nw

Slide 5 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
la montagne (jolie)
A
voor
B
achter

Slide 6 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
la voiture (blanche)
A
voor
B
achter

Slide 7 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un pantalon (vieux)
A
voor
B
achter

Slide 8 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
une maison (magnifique)
A
voor
B
achter

Slide 9 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un pantalon (rouge)
A
voor
B
achter

Slide 10 - Quiz

In welke zin(nen) staat het bijvoegelijk naamwoord op de juiste plaats?
A
Une voiture blanche
B
Un nouveau pantalon
C
Un pantalon nouveau
D
Une voiture jolie

Slide 11 - Quiz

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
italien
mauvais
noir
joli
beau
sportif

Slide 12 - Drag question

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
heureux
cher
petit
grand
facile
long

Slide 13 - Drag question

1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe.        -->  

2 Vous arrivez dans une _____________ zone _____________ .                -->             

3 J'ai reçu un _____________ cadeau _____________ de ma copine.     -->  

4 Ce sont des pulls pour des _____________ hommes ____________.  -->  

5 Tu préfères les _____________ robes _____________?                             -->  

6 Fabienne est une _____________ fille _____________.                            -->  

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord : Voor of achter? Sleep het woord achter de zin naar de goed plek.
nouveaux
dangereuse
joli
vieux
bleues
jeune

Slide 14 - Drag question

Noem 5 bijvoeglijke naamwoorden in het Frans die vóór het zelfstandig naamwoord staan.

Slide 15 - Mind map

Waar past het bijvoeglijk naamwoord zich aan ?
A
Bijwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord

Slide 16 - Quiz

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

- 4 verschillende vormen: man. enk, vrouw. enk, man. mv en vrouw. mv

Slide 17 - Slide

Aparte vormen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een aparte vorm in de vrouwelijke vorm.
Beau ==> belle
Nouveau ==> nouvelle
Deze complete lijst vind je terug in je boek blz. 25 onder de uitzonderingen.

Slide 18 - Slide

sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vak
mannelijk
vrouwelijk
blanc
blanche
bon
bonne
vieux
vieille
beau
belle

Slide 19 - Drag question

Hoe maak je het meervoud van de aparte bijvoeglijke naamwoorden denk je?

Slide 20 - Mind map

Wat is hier de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord: blanc?
A
Elle porte les blanches chaussures.
B
Elle porte les chaussures blanches.
C
Elle porte les chaussures blanche.
D
Elle porte les chaussures blancs.

Slide 21 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord: nouveau?
A
Elle porte des nouvelles chaussures.
B
Elle porte des chaussures nouveaux.
C
Elle porte les chaussures nouvelles.
D
Elle porte des chaussures nouveau.

Slide 22 - Quiz

Sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vakje. 
vieille
belles
bonne
nouveaux
bons
beaux
vieux
nouveau
bon
beau
blanches
longues
belle

Slide 23 - Drag question

Wat is de vrouwelijke vorm van: bon?

Slide 24 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm van: vieux?

Slide 25 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm van: nouveau?

Slide 26 - Open question

Wat is de vrouwelijke vorm van: blanc?

Slide 27 - Open question

Wat is het man. mv vorm van: nouveaux?

Slide 28 - Open question

Wat is het man.mv vorm van: gros?

Slide 29 - Open question

Wat is het vrouw.mv vorm van: beau?

Slide 30 - Open question

Wat is het vrouw.mv vorm van: long?

Slide 31 - Open question

Bijzondere vormen + algemene regel
Als het bn eindigt op
Man. enk
Vrouw. enk
Mmv
Vmv
e
-
-
+s
+s
s
-
+e
-
+es
x
-
==> se
-
==> ses
andere letters
-
+e
+s
+es

Slide 32 - Slide

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: noir?
A
Elle porte une robe noires.
B
Elle porte une robe noire.

Slide 33 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: gris?
A
Il porte une jupe griss
B
Il porte une jupe grise
C
Il porte une jupe gris
D
Il porte une jupe grisse

Slide 34 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: petit?
A
Elle est une petite fille
B
Il a une petites fille
C
Elle a une petit fille

Slide 35 - Quiz

wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: triste?
A
Monique est très trist
B
Monique est très tristes
C
Monique est très triste
D
Monique est très trists

Slide 36 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: heureux?
A
Elles sont heureuxes.
B
Elles sont heureuxe.
C
Elle sont heureux.
D
Elles sont heureuses.

Slide 37 - Quiz