20. De kandidaten kunnen de opvatting van Kierkegaard over het christelijk geloof als paradox weergeven, uitleggen, toepassen en beoordelen. Daarbij kunnen zij:
uitleggen op wat voor manier de enkeling als enkeling hoger staat dan het algemene;
met het Bijbelverhaal over Abraham de opvatting van Kierkegaard uitleggen dat het christelijk geloof als paradox niet kan worden gemedieerd met het algemene en dat
geloof dus niet herleidbaar is tot ethiek.