Rekenen, P6, les 4-6

Rekenen, P6, les 4-6
welkom bij de rekenles
I.v.m. examens zijn er lesdagen uitgevallen.
3R1A   13 studenten
3R1B   10 studenten


1 / 19
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Rekenen, P6, les 4-6
welkom bij de rekenles
I.v.m. examens zijn er lesdagen uitgevallen.
3R1A   13 studenten
3R1B   10 studenten


Slide 1 - Slide

voorbereiding door de docent
scores van de groepen meenemen





zoveel mogelijk flessen en litermaten vullen t.b.v. referentiemaat emmer


Slide 2 - Slide

Hoe nu verder?
- De herkansingen zijn in periode 7 en 8.

- We werken in de les aan verschillende rekendomeinen. >>>

- Jullie moeten als huiswerk heel veel oefenen.
Daarvoor zullen jullie een licentie van NU Rekenen online moeten kopen.  >>>

Slide 3 - Slide





- Jullie moeten als huiswerk heel veel oefenen.
Daarvoor zullen jullie een licentie van NU Rekenen online moeten kopen. . 
Tip: Heel veel opleidingen werken met dit programma.

Slide 4 - Slide

P6 rekenen, lessen
- Als je een 6 of hoger voor rekenen hebt, vervalt de rekenles voor jou.
- Als je een 5 voor rekenen hebt, en je bereikt bij Nederlands een eindscore van 6 of hoger, dan vervalt de rekenles voor jou.

- Het herkansingsprogramma gaat er zo uitzien.
eerste ronde   domein 1 en 5
tweede ronde  domein 3 en 4
derde ronde    domein 2

Slide 5 - Slide

nieuwe regel
Het is verplicht om ook in de berekeningen telkens alle eenheden te noteren.

voorbeelden
  • 2 cm x 3 cm = 6 cm2   (en niet 2 x 3 = 6 cm2)
  • 3 dm x4 dm x10 dm= 120 dm 3 (en niet 3x4x10= 120 dm3)
  • 5 tassen x € 4,50 = € 22,50 (en niet 5 x 4,5 = € 22,50 )


Slide 6 - Slide

oefenen met woordformules en reken-regels
                   vuistregel
Als je zonder je studentenkaart gebruik maakt van de tram in Utrecht, dan wordt de volgende woordformule gebruikt.

reiskosten = € 1,08 + aantal haltes x € 0,20

Wat komt eerst, vermenigvuldigen of optellen?
Wat betaal je voor een rit van 5 haltes?
Wat is die € 1,08 ?

Slide 7 - Slide

oefenen met woordformules
Als je zonder je studentenkaart gebruik maakt van de tram in Utrecht, dan wordt de volgende woordformule gebruikt.


Wat komt eerst, vermenigvuldigen of optellen? (keer)
Wat is die € 1,08 ?  (basistarief, administratiekosten)
Wat betaal je voor 5 haltes?
reiskosten = € 1,08 + aantal haltes x € 0,20
                   € 1,08 + (              5 x  € 0,20 = € 1,00) = € 2,08

Slide 8 - Slide

huiswerk voor de volgende les
- Koop de licentie voor NU Rekenen 
- Herhaal de les en de opgaven van kwantitatieve informatie
(Wie neemt ze mee voor de afwezige klasgenoten?)
Tips:
-Deze opdrachten helpen je bij de voorbereiding op de herkansing van het rekenexamen.
-De volgende les wordt veel zinvoller als je de opdrachten thuis herhaald hebt.

Slide 9 - Slide

rekenen in het weerbericht voor Nederland
Je leest op zondagmiddag deze tekst.




- komende nacht                   - aan het einde van de nacht
- noorden en oosten              - uit het zuidoosten
- zuidwesten                         - de minimumtemperatuur
- rond                                  - het vriespunt  



                                           - dicht bij het vriespunt


Slide 10 - Slide

de woordenschat
komende nacht                  - de nacht na deze middag
aan het einde van de nacht - vanaf ongeveer 04:00 uur
noorden en oosten  
uit het zuidoosten
zuidwesten 
de minimumtemperatuur    - de laagste temp.
rond                                 - ongeveer 3 graden Celsius
het vriespunt                     - 0      (water wordt ijs)

Slide 11 - Slide

inhoud
Welke twee systemen van inhoudsmaten hebben we?

Slide 12 - Slide

inhoud
Welke twee systemen van inhoudsmaten hebben we?
1 cm3 = 1 ml                               1 dm3 = 1 liter

Slide 13 - Slide

de referentiemaat
Hoeveel liter kan er in een grote emmer?

- De groep gaat de inhoudsmaten noteren.
- Twee personen gaan de emmer vullen.
- Pak om de beurt een ding met water.
- Lees de inhoud af voordat je het ding leeggiet in de emmer. 
De andere studenten schrijven de inhoud op met de maat.
- Als de emmer vol is, dan worden alle maten bij elkaar opgeteld. Kan dat, of moet je eerst de maten gelijk maken?
- Referentiemaat: een grote emmer is ongeveer ...... liter.

Slide 14 - Slide

de referentiemaat
Hoeveel liter kan er in een grote emmer?

- De groep gaat de inhoudsmaten noteren.
- Twee personen gaan de emmer vullen.
- Pak om de beurt een ding met water.
- Lees de inhoud af voordat je het ding leeggiet in de emmer. 
De andere studenten schrijven de inhoud op met de maat.
- Als de emmer vol is, dan worden alle maten bij elkaar opgeteld. Kan dat, of moet je eerst de maten gelijk maken?
- Referentiemaat: een grote emmer is ongeveer ...10... liter.

Slide 15 - Slide

rekenen met tijd




              A                                B

Hoeveel tijd zit er tussen wekker A en wekker B?

Slide 16 - Slide

rekenen met tijd
Hoeveel tijd zit er tussen wekker A en wekker B?
A                                   B



A  tien minuten voor 2 uur = 13:50 uur  
over 10 minuten is het 14:00 uur
B  vier minuten voor 3 uur = 14:56 uur
Dat is 56 minuten na 14:00 uur.
10 + 56 = 66 minuten = 1 uur en 6 minuten tussen de wekkers

Slide 17 - Slide

werken in het domein 'kwantitatieve informatie'
- afmaken van H. 15 staaf- en cirkeldiagrammen

- beginnen aan H.16 lijndigrammen

Slide 18 - Slide

gezamenlijke afsluiting
Hebben jullie goed kunnen werken?

Slide 19 - Slide