G6 Ec - 8&9

Economie G6
Les 7
Verder met Economische Crisis


1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Economie G6
Les 7
Verder met Economische Crisis


Slide 1 - Slide

Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (programma op bord geschreven). 
Te laat? Haal een groene kaart.

Iedereen heeft materiaal mee, eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Verder heb je een rekenmachine, pen & papier mee (schrift voor dit vak 
of klapper met ringband papier). Wie schrijft die blijft? 
(niet in orde: 'boeken vergeten' in Magister.)

Telefoon is opgeborgen, mag in de 'telefoontas'. Zie ik je mobiel wel? 
Zonder mopperen inleveren, einde van de dag ophalen bij 
verzuimcoördinator. (Alles op je device mag, indien passend bij les)


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Na vandaag, 

- Weten hoe verschillende economen tegen marktwerking aankijken en hoe het fout kan gaan.

- Weten wat conjunctuur is en hoe je de indicatoren daarvan kunt herkennen

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • LessonUp -> inloggen op account
  • Conjunctuur
  • Herkansing -> Uit LWEOPlus naar nieuwe groep




  • Huiswerk t/m 1.25 (gelijk groepen Rutger)

  • Leerdoelen check



Slide 3 - Slide

De effectieve vraag: de bestedingen

We bedoelen met ‘de groei van de economie’ de groei van de ........ en dus het ........

Op korte termijn wordt de groei van de productie bepaald door de ........ Een producent wil in principe net zoveel aanbieden als er gevraagd wordt. De effectieve vraag in de economie wordt bepaald door de bestedingen:

EV = ........................ 

Slide 4 - Slide

De effectieve vraag: de bestedingen

We bedoelen met ‘de groei van de economie’ de groei van de productie en dus het reële nationaal inkomen.

Op korte termijn wordt de groei van de productie bepaald door de effectieve vraag. Een producent wil in principe net zoveel aanbieden als er gevraagd wordt. De effectieve vraag in de economie wordt bepaald door de bestedingen:

EV = C + I + O + E - M 

Slide 5 - Slide

De conjunctuurbeweging

De effectieve vraag kan dalen of stijgen; hierdoor ontstaat een .............................................................................. .


De gemiddelde groei van de economie op lange termijn (vooral bepaalt door de groei van de productiecapaciteit) is de ......................................... .

Slide 6 - Slide

De conjunctuurbeweging

De effectieve vraag kan dalen of stijgen; hierdoor ontstaat een conjunctuurbeweging.


De gemiddelde groei van de economie op lange termijn (vooral bepaalt door de groei van de productiecapaciteit) is de trend.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Recessie & depressie

De groei van de effectieve vraag kan ook negatief worden.


Als de groei twee kwartalen of langere achtereen een negatieve groei vertoont, spreken we van een recessie.


Een langdurige recessie heet een depressie.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Over- & onderbesteding

In een hoogconjunctuur zie je vaak dat de effectieve vraag de productiecapaciteit overtreft. We spreken van ..................................................................... .


In een laagconjunctuur is de effectieve vraag kleiner dan de productiecapaciteit. Dat heet ............................................................................. .



Slide 11 - Slide

Over- & onderbesteding

In een hoogconjunctuur zie je vaak dat de effectieve vraag de productiecapaciteit overtreft. We spreken van overbesteding.


In een laagconjunctuur is de effectieve vraag kleiner dan de productiecapaciteit. Dat heet onderbesteding.



Slide 12 - Slide

Oorzaken van de conjunctuurbeweging

De conjunctuurbeweging wordt beïnvloed door factoren die de ..................................................................... beïnvloeden.


Bijvoorbeeld, de rente beïnvloedt de ....................................... en de .................................................. . Ook de vraag uit het buitenland heeft grote invloed op onze conjunctuur, via de ........................................... .

Slide 13 - Slide

Oorzaken van de conjunctuurbeweging

De conjunctuurbeweging wordt beïnvloed door factoren die de effectieve vraag beïnvloeden.


Bijvoorbeeld, de rente beïnvloedt de consumptie en de investeringen. Ook de vraag uit het buitenland heeft grote invloed op onze conjunctuur, via de export.

Slide 14 - Slide

Conjunctuurindicatoren

Er zijn procyclische en anticyclische conjunctuurindicatoren.


Procyclisch wil zeggen dat wanneer deze indicator ..................... , de kans groot is dat de conjunctuur ook een ............................................ beweging vertoont. En wanneer het slecht gaat met de conjunctuur, zal deze indicator ....................................... .

Slide 15 - Slide

Anticyclisch wil zeggen ‘tegen de cyclus in’, dus deze indicator zal ...................................................... als het goed gaat met de conjunctuur en andersom.

Slide 16 - Slide

Conjunctuurindicatoren

Er zijn procyclische en anticyclische conjunctuurindicatoren.


Procyclisch wil zeggen dat wanneer deze indicator stijgt, de kans groot is dat de conjunctuur ook een opwaartse beweging vertoont. En wanneer het slecht gaat met de conjunctuur, zal deze indicator dalen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Anticyclisch wil zeggen ‘tegen de cyclus in’, dus deze indicator zal afnemen als het goed gaat met de conjunctuur en andersom.

Slide 20 - Slide

Een voorbeeld van een anticyclische conjunctuurindicator is:
A
werkgelegenheid
B
inflatie
C
aantal faillissementen
D
bedrijfswinsten

Slide 21 - Quiz

Procyclisch (meegaand met conjunctuur)

Bijvoorbeeld: Inkomen, aantal verkochte huizen, bedrijfswinsten, industriële productie 
Anticyclisch (gaat tegen conjunctuur in) 

Bijvoorbeeld: Werkloosheid, deze verloopt tegen de conjunctuur in. 

Slide 22 - Slide

Waarom stijgt het tekort van de overheid bij een daling van de conjunctuur? Geef twee oorzaken

Slide 23 - Open question

Welke belegging is het meest risicovol?
A
Staatsobligatie
B
Aandeel
C
Bedrijfsobligatie
D
Opties

Slide 24 - Quiz

Een risicoavers persoon zoekt zoveel mogelijk risico's op.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Leerdoelen: check?
Leerdoelen

Slide 26 - Slide