Gaat het goed of slecht met de economie?
Kernwoorden:
- effectieve vraag
- hoog- en laagconjunctuur / over- en onverbesteding
- recessie & depressie
- conjunctuurindicatoren
This lesson contains 21 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.
Gaat het goed of slecht met de economie?
Kernwoorden:
- effectieve vraag
- hoog- en laagconjunctuur / over- en onverbesteding
- recessie & depressie
- conjunctuurindicatoren
We bedoelen met ‘de groei van de economie’ de groei van de ....................................................... en dus het ................
........................................... Op korte termijn wordt de groei van de productie bepaald door de Een producent wil in principe net zoveel aanbieden als er gevraagd wordt. De effectieve vraag in de economie wordt bepaald door de bestedingen: EV = ..............................................................
We bedoelen met ‘de groei van de economie’ de groei van de productie en dus het reële nationaal inkomen.
Op korte termijn wordt de groei van de productie bepaald door de effectieve vraag. Een producent wil in principe net zoveel aanbieden als er gevraagd wordt. De effectieve vraag in de economie wordt bepaald door de bestedingen:
EV = C + I + O + E - M
De effectieve vraag kan dalen of stijgen; hierdoor ontstaat een .............................................................................. .
De gemiddelde groei van de economie op lange termijn (vooral bepaalt door de groei van de productiecapaciteit) is de ......................................... .
De effectieve vraag kan dalen of stijgen; hierdoor ontstaat een conjunctuurbeweging.
De gemiddelde groei van de economie op lange termijn (vooral bepaalt door de groei van de productiecapaciteit) is de trend.
De groei van de effectieve vraag kan ook negatief worden.
Als de groei twee kwartalen of langere achtereen een negatieve groei vertoont, spreken we van een recessie.
Een langdurige recessie heet een depressie.
In een hoogconjunctuur zie je vaak dat de effectieve vraag de productiecapaciteit overtreft. We spreken van ..................................................................... .
In een laagconjunctuur is de effectieve vraag kleiner dan de productiecapaciteit. Dat heet ............................................................................. .
In een hoogconjunctuur zie je vaak dat de effectieve vraag de productiecapaciteit overtreft. We spreken van overbesteding.
In een laagconjunctuur is de effectieve vraag kleiner dan de productiecapaciteit. Dat heet onderbesteding.
De conjunctuurbeweging wordt beïnvloed door factoren die de ..................................................................... beïnvloeden.
Bijvoorbeeld, de rente beïnvloedt de ....................................... en de .................................................. . Ook de vraag uit het buitenland heeft grote invloed op onze conjunctuur, via de ........................................... .
De conjunctuurbeweging wordt beïnvloed door factoren die de effectieve vraag beïnvloeden.
Bijvoorbeeld, de rente beïnvloedt de consumptie en de investeringen. Ook de vraag uit het buitenland heeft grote invloed op onze conjunctuur, via de export.
Er zijn procyclische en anticyclische conjunctuurindicatoren.
Procyclisch wil zeggen dat wanneer deze indicator ..................... , de kans groot is dat de conjunctuur ook een ............................................ beweging vertoont. En wanneer het slecht gaat met de conjunctuur, zal deze indicator ....................................... .
Er zijn procyclische en anticyclische conjunctuurindicatoren.
Procyclisch wil zeggen dat wanneer deze indicator stijgt, de kans groot is dat de conjunctuur ook een opwaartse beweging vertoont. En wanneer het slecht gaat met de conjunctuur, zal deze indicator dalen.