H3 Werkwoordspelling deel 1

Werkwoordspelling
Deel 1
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Deel 1

Slide 1 - Slide

Opdracht
timer
20:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat zegt hij nou?
  • Homofoon
  • Werkgeheugen (nadenken, kost tijd, regels vervoeging)
  • Woordgeheugen (snel, vorm die het vaakst voorkomt)

Slide 4 - Slide

Doelen
1. Ik kan uitleggen waarom mensen d/t fouten maken.
2. Ik ken de regels voor het vervoegen van werkwoorden.
3. Ik kan deze regels op de juiste manier toepassen.
4. Ik kan reflecteren op mijn eigen werkwoordspelling.


Slide 5 - Slide

Soorten werkwoorden
  1. Persoonsvorm
    Wij lopen altijd naar school.

  2. Voltooid deelwoord
    Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.

  3. Onvoltooid deelwoord
    Lopend ging hij naar zijn werk.

  4. Hele werkwoord/infinitief
    Wij willen daar graag lopen.

Slide 6 - Slide

Voltooid deelwoord
Je herkent het voltooid deelwoord aan: 
  • De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden
  • Er staat ge-, be-, ont- of ver- voor het werkwoord.
  • Het werkwoord geeft aan dat iets/het is afgelopen. 

Slide 7 - Slide

Afstand ow en pv
  • Ik vind het jammer dat ik na al die maanden nog steeds verdrietig word(t) van die gedachte.
  • Ik vind het jammer dat ik na al die maanden nog steeds verdrietig word van die gedachte.

Slide 8 - Slide

ww bijvoeglijk gebruikt
  • De vergrote foto.
  • Ik vergrootte de foto.

  • Het verwoeste huis.
  • Hij verwoestte het huis.

  • Het bestede geld aan rommel.
  • Hij besteedde zijn geld aan rommel.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Onthouden!
  • ik word
  • jij wordt
  • word jij

  • ik wil
  • jij wilt
  • hij/zij wil_

Slide 11 - Slide