1. De vader van Rory moedigt haar aan, terwijl ze probeert te scoren.
2. Toen ik mijn iPhone liet vallen, zat er een flinke barst in.
3. Arthur had niet geleerd voor de toets, dus hij gokte de antwoorden.
4. Voordat Sam de deur uitging, pakte zij nog snel haar telefoon en zonnebril.