2.1 Menselijke en dierlijke cellen

Welkom bij biologie!
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom bij biologie!

Slide 1 - Slide

Even voorstellen
Mevrouw Wijninga

En wie zijn jullie allemaal?

Slide 2 - Slide

Waarom heb je biologie gekozen?

Slide 3 - Mind map

Wat verwacht ik van jou?
  • Actieve houding!
    Maak aantekeningen, stel vragen, bereid de lessen goed voor en verwerk de lesstof na de les
  • Je hebt altijd je boek, binas en opgeladen laptop mee
  • Je maakt altijd keurig je huiswerk :)

Slide 4 - Slide

Wat mag je van mij verwachten?

  • Antwoord op al je vragen 
  • Veel afwisseling in de lessen
  • Oefenen met en voor de toetsen 
  • Tijd om je huiswerk te maken in de les

Slide 5 - Slide

Programma Biologie 4 havo
Periode 1:
H2 Cellen
H3 Onderzoek doen
H4 Voortplanting en seksualiteit

Periode 2: 
H5 Energie opslaan en gebruiken
H6 Voeding, vertering en gezondheid


Periode 3:
H14 Regeling
H7 Soorten en relaties
H8 Ecosystemen en evenwicht


Periode 4: 
H1 Gedrag

Voor een gedetailleerde versie zie PLA

Slide 6 - Slide

Bij Biologie werk je met: 

Slide 7 - Slide

- PLA 
- Planning per periode  
- Lesmaterialen
- Oefeningen, D-toetsen
- Links naar uitlegfilms, websites e.d.

Slide 8 - Slide

2.1 Menselijke en dierlijke cellen
2.1 Menselijke en dierlijke cellen


Vandaag: 
- Kennismaken
- Doorlopen 2.1 

Slide 9 - Slide

Wat je gaat leren vandaag:
  1. Je kan de biologische organisatieniveaus herkennen

  2. Je kan de functies van het celmembraan, het cytoplasma, het celskelet en de organellen van een dierlijke cel benoemen

Slide 10 - Slide

Organisatie-niveaus

In de biologie kun je dingen op verschillende organisatieniveaus bestuderen

Slide 11 - Slide

Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof

Slide 12 - Slide

Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm

Slide 13 - Slide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie

Slide 14 - Slide

Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak

Slide 15 - Slide

Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben

Slide 16 - Slide

Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied

Slide 17 - Slide

Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur relaties hebben

Slide 18 - Slide

Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties

Slide 19 - Slide

Coronavirus
De effecten zullen je vast niet zijn ontgaan... 

Maar op welke organisatieniveaus?

Slide 20 - Slide

Op welk organisatieniveau heeft
het coronavirus een effect?

Slide 21 - Mind map

Effecten Covid-19
- Cellen aangevallen door het virus
- Organen/orgaanstelsel werken anders/slechter
- Organisme (mens) is ziek
- Invloed op andere mensen (populatie)
- Minder uitstoot in systeem Aarde

Slide 22 - Slide

Coronavirus
Wat doet dit virus?
Levend?

Slide 23 - Slide

Wat zijn kenmerken van leven?

Slide 24 - Mind map

Levend

Slide 25 - Slide

Wat je gaat leren vandaag:
  1. Je kan de biologische organisatieniveaus herkennen

  2. Je kan de functies van het celmembraan, het cytoplasma, het celskelet en de organellen van een dierlijke cel benoemen

Slide 26 - Slide

Dierlijke cellen
Zoals je ze kent uit de onderbouw... 

Hoe heten de onderdelen 1 t/m 3 ook alweer?!

Slide 27 - Slide

Dierlijke cellen
Zoals ze er echt uit zien... 

Je kunt het vergelijken met fabriekjes waarin celorganellen keihard werken om allerlei lichaamsfuncties mogelijk te kane

Slide 28 - Slide

Celorganellen
Een onderdeel van een cel met een bepaalde functie
  • Celkern
  • Endoplasmatisch reticulum
  • Ribosoom
  • Golgi-apparaat 
  • Transportblaasjes
  • Mitochondrium

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Celorganellen
Een onderdeel van een cel met een bepaalde functie
  • Celkern
  • Endoplasmatisch reticulum
  • Ribosoom
  • Golgi-apparaat 
  • Transportblaasjes
  • Mitochondrium

Slide 31 - Slide

Wat je gaat leren vandaag:
  1. Je kan de biologische organisatieniveaus herkennen

  2. Je kan de functies van het celmembraan, het cytoplasma, het celskelet en de organellen van een dierlijke cel benoemen

Slide 32 - Slide

De longen en de luchtpijp getoond, bij welk niveau horen ze?
A
weefsel
B
orgaan
C
orgaanstelsel

Slide 33 - Quiz

Een sportarts neemt een biopt (monster) van de beenspier bij een goed getrainde marathonloper en bij een ongetrainde proefpersoon. Hij kleurt beide monsters om de organellen te kunnen zien en bekijkt ze onder een elektronenmicroscoop met een sterke vergroting.

Wat neemt de arts waarschijnlijk waar in de cellen?
A
Veel ER in de spiercel van de marathonloper
B
Veel ER in de spiercel van de ongetrainde proefpersoon
C
Veel mitochondrien in de spiercel van de marathonloper
D
Veel mitochondrien in de spiercel van de ongetrainde proefpersoon

Slide 34 - Quiz

Planten en dieren
Vacuolen zijn betrokken bij de afbraak van grote moleculen (macromoleculen) en het
hergebruik van de afbraakproducten in de cel. Celorganellen zoals mitochondriën en plastiden kunnen geheel in de vacuole worden afgebroken. Door deze activiteiten zijn de vacuolen vergelijkbaar met organellen die in dierlijke cellen voorkomen.
Welk type organel in dierlijke cellen heeft een vergelijkbare functie?
A
een lysosoom
B
een ribosoom
C
het endoplasmatisch reticulum
D
het golgisysteem

Slide 35 - Quiz

Begrippen
Je hebt vandaag waarschijnlijk een hoop nieuwe woorden/termen geleerd

Zulke begrippen zijn onwijs belangrijk in de biologie en maken het leren voor een toets een stuk makkelijker!

Slide 36 - Slide

Begrip: Emergente eigenschap
Een nieuwe eigenschap op een hoger organisatieniveau, ontstaan door samenwerking van elementen op een lager niveau

Slide 37 - Slide

Huiswerk
Lees 2.1 door in het boek en maak opdracht 3, 4, 9, 14 t/m 18 

Maak een begrippenlijst bij 2.1 
In Classroom vind je een document met daarin de belangrijkste begrippen. Vul het in voor de begrippen die je niet (goed) kent en doe dat in eigen woorden! Een voorbeeld kan goed helpen om het begrip beter te onthouden.

Slide 38 - Slide