WOORDEN plus OPDRACHTEN kennismaken - rose - dag 2

Thema 2 Kennismaken: dag 2

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 2 Kennismaken: dag 2

Slide 1 - Slide

de broer
  • een jongen of een man met dezelfde ouders als jij
  • de broer -  de broers
  • zin: Mijn ouders hebben drie kinderen. Mijn broer, mijn zus en ik. 

Slide 2 - Slide

de club
  • groep mensen die samen iets doen, bijvoorbeeld een voetbalclub
  • de club -  de clubs
  • zin: Als je lid bent van een club, is dat goed voor je Nederlands. 

Slide 3 - Slide

de dag
  • de tijd dat het buiten licht is
  • de dag <---> de nacht
  • een dag heeft 24 uur
  • de dag -  de dagen
  • zin: Een week heeft zeven dagen. Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag

Slide 4 - Slide

dansen
  • je lichaam bewegen op muziek
  • werkwoord
  • ik dans -  wij dansen
  • zin: Zij danst op het feest. 

Slide 5 - Slide

de deur
  • je komt een kamer of een huis binnen/buiten door de deur
  • de deur - de deuren
  • zin: De deur staat open. Wil je hem even dicht doen? 

Slide 6 - Slide

Een broer is.......
A
een vrouw of een zus van iemand.
B
een man of een jongen van iemand.

Slide 7 - Quiz

Wie trekt aan de haren?
De broer of de zus?

Slide 8 - Open question

Een club is
A
een groep mensen die samen iets doen.
B
één persoon die voetbalt.

Slide 9 - Quiz

Maak een zin met het woord: club/de club
Gebruik minimaal 4 woorden.

Slide 10 - Open question

Waar zie je 'de dag'?
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz

Waar lees je de betekenis van
'de dag'?
(Er zijn meer antwoorden goed.)
A
één van de zeven dagen van de week.
B
De tijd dat het licht is.
C
de ochtend, de middag, de avond en de nacht.
D
24 uur

Slide 12 - Quiz

Waar zie je hier mensen die dansen?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Vul in:
Morgen ga ik uit, ik ga ............in de discotheek.
A
voetballen
B
zwemmen
C
fietsen
D
dansen

Slide 14 - Quiz

het raam
het dak
de deur
de muur

Slide 15 - Drag question

Ik ga naar binnen of naar buiten door ...... .............
A
het dak
B
de deur
C
de muur
D
het raam

Slide 16 - Quiz