Grammatica zinsdelen: Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde

Welkom klas 3 havo
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, Chromebook, boek Nederlands en je schrift.
Stap 3: Log in op lessonup.app met je eigen naam. De code komt op het bord.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 3 havo
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, Chromebook, boek Nederlands en je schrift.
Stap 3: Log in op lessonup.app met je eigen naam. De code komt op het bord.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen in een zin.
  • Ik kan het verschil benoemen tussen het werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde.
  • Ik kan het naamwoordelijk gezegde benoemen in een zin.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen in Overspoeld
  • Nakijken oefenboekje les 1: Persoonsvorm, zinsdeelstreepjes en onderwerp.
  • Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
  • Oefenen
  • Huiswerk volgende les: Oefenboekje les 2: Opdracht 1 t/m 3

Slide 3 - Slide

Lezen in Overspoeld
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Nakijken oefening
Nakijken in Classroom: Oefening 1 en 2 les 1
Klaar? Begin alvast met opdracht 1 van les 2: werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde.
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Noteer het verschil tussen de volgende twee zinnen: 1. Ik geef de planten water.
2. De planten zijn mooi.

Slide 6 - Open question

Het werkwoordelijk gezegde(wg)
Wanneer de persoon iets doet!
Alle werkwoorden in de zin.
Let op: Ook de persoonsvorm schrijf je op. Dat is ook een werkwoord.
Voorbeeld: Ik zou een kip willen eten voor kerst.
Let op: Ook combinaties als: Ik ben te winkelen geweest en Wij zijn aan het lezen hoort bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 7 - Slide

Benoem het werkwoordelijk gezegde van deze zin:
De tweede klas van het Lauwers college zou het huiswerk moeten maken op hun Chromebook

Slide 8 - Open question

Benoem het werkwoordelijk gezegde: Topverdieners weigerden salaris in te leveren tijdens de crisis

Slide 9 - Open question

Naamwoordelijk gezegde (ng)
Een persoon is iets!: Ik ben leraar Nederlands
Je hebt drie onderdelen in een ng:
1. Het koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
2. Een naamwoordelijk deel: Een eigenschap: Wat iemand is.
3. Alle andere werkwoorden zoals de persoonsvorm.
Let op:
1. Een zin heeft óf een werkwoordelijk gezegde óf een naamwoordelijk gezegde.
2. Een naamwoordelijk gezegde heeft nooit een lijdend voorwerp

Slide 10 - Slide

Willem is jarig geweest.
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Noteer het naamwoordelijk gezegde van de zin: Willem is jarig geweest

Slide 12 - Open question

Zij zou naar school komen.
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quiz

Ontleed de volgende zin helemaal:
Ik zou vandaag naar school gaan.

Slide 14 - Open question

Huiswerk
Maken: Les 2 oefenboekje (werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde) opdracht 1 t/m 3.
Leren: LessonUp werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde. Na 5 minuten mag je overleggen. Daarvoor eerst in stilte aan het werk
timer
5:00

Slide 15 - Slide