4.3: Schakelingen

4.3: Schakelingen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4.3: Schakelingen

Slide 1 - Slide

Herhaling

Slide 2 - Slide

Elektrische symbolen

Slide 3 - Slide

Stroom?
Elektrische apparaten hebben elektrische stroom nodig om het te kunnen doen, deze halen ze uit een spanningsbron.

Degene die je veel gebruikt zijn: stopcontacten en batterijen

Slide 4 - Slide

Wat hoort er allemaal bij stroom?
Stroom loopt altijd van de plus naar de min-pool van een stroombron. Apparaten kunnen die elektrische energie omzetten in bijvoorbeeld licht: een lampje doet dit. Of warmte! Zoals een kachel.

Als je wil dat je lampje het doen, moet je er voor zorgen dat je een gesloten stroomkring hebt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Schema's
We gebruiken schema's om stroomkringen te tekenen, dit maakt alles overzichtelijker en makkelijker. 

Slide 7 - Slide

Soorten schakelingen
Serieschakeling                                       Parallelschakeling

Slide 8 - Slide

Verschil serie en parallel
Bij een serieschakeling heb je telkens 1 stroomkring, als je 1 lampje uit zet (of deze gaat stuk) dan gaan alle componenten uit.

Bij een parallelschakeling heb je meerdere stroomkringen. Gaat er 1 lampje kapot, dan blijven de andere lampjes wel branden. 

Slide 9 - Slide

Spanning en stroomsterkte
Als we het over stroomkringen hebben is het voorbeeld van de pizzabezorgers een hele duidelijke

Slide 10 - Slide

Voorbeeld vs hoe het echt zit
De pizzabezorgers die pizza's rondbrengen: de stroomsterkte, I
we meten stroomsterkte in ampère (A)

De pizza's die ze rondbrengen: de spanning, U
we meten spanning in volt (V)

De huizen waar ze de pizza's afleveren: de componenten uit de stroomkring, bijvoorbeeld een lampje
De New York Pizza waar ze nieuwe pizza's krijgen om rond te brengen: de stroombron, dus bijvoorbeeld een stopcontact of een batterij

Slide 11 - Slide

Serieschakeling



De stroomsterkte (I) is overal gelijk, het maakt dus niet uit waar je meet, je zal over evenveel ampère vinden.



De spanning (U) wordt verdeeld over de lampjes. Elk lampje krijgt dus een deel van de spanning in volt. Hoeveel volt het lampje opbruikt is afhankelijk van de lamp.
Parallelschakeling



De stroom splitst zich op vertakkingen, bij elke vertakking op het plaatje (2, 3 en 4) is er 1/3e van de stroomsterkte (I) aanwezig. Bij 1 en 5 vind je de totale stroomsterkte.


Elk lampje is direct aangesloten op de spanningsbron dus krijgt telkens de volledige spanning (U) van de spanningsbron in volt.

Slide 12 - Slide

Gemengde schakeling

Slide 13 - Slide

Hoe meet je het aantal V en A?
Voltmeters meten het verschil in spanning voor en na een component (zoals een lampje). Ampère meters meten de stroomsterkte door je stroomkring.

Slide 14 - Slide

Weektaak week 42
Les 1+2: maken Par 4.3 opdr 1 t/m 7

Alles af? Maak een serie schakeling en een parallelschakeling online.

Dinsdag Les 3:
maken par 4.3 opdr 8 t/m 11

Slide 15 - Slide