4TL Hoofdstuk 1

Economie 4TL
Hoofdstuk 1: Inkomen en welvaart
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Economie 4TL
Hoofdstuk 1: Inkomen en welvaart

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vier toetsmomenten
1. Toets Hoofdstuk 1, 2 en 3 in de eerste toetsweek(10 nov}
2. Toets Hoofdstuk 4, 5 en 6 in de tweede toetsweek(22 jan}
3. Toets hoofdstuk 7 en 8 in de derde toetsweek(4 apr}
4. Eindexamen over hoofdstuk 1 t/m 8 (dinsdag 21 mei 13:3 uur}

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat neem je mee? 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Soorten inkomens
1. primaire inkomens:
- inkomen uit arbeid
- inkomen uit bezit
2. secundaire inkomens:
- inkomens uit overdrachten

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

6 P's

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Doelgroep
Reclame moet de juiste mensen bereiken: de doelgroep.
Jongeren zijn bijvoorbeeld een interessante doelgroep.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Met procenten een getal berekenen

Te berekenen getal = percentage : 100 x totaal
Te berekenen getal = (15% : 100) x € 840,-  

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Duurzaam consumeren
Duurzaam consumeren = 
Dan hou je rekening met de gevolgen van je aankopen voor andere mensen en het milieu.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Besteedbaar inkomen
= Het deel van je (netto) inkomen dat je vrij kunt uitgeven 

Stap 1: 
Bruto inkomen        €
- sociale premies   €                         - 
- Loonheffing           €                         -  Netto inkomen        €





Stap 2: 
Netto inkomen                     €
- Verplichte belastingen  €                    -
- Zorgverzekering               €                    - 
= besteedbaar inkomen   €

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

GROEIFACTOR

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Inkomensverschillen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Modaal inkomen
Het inkomen wat het meeste wordt verdient in een land heet het modale inkomen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nationaal inkomen


Het nationaal inkomen zijn alle inkomens van de inwoners van ons land bij elkaar opgeteld.



Nationaal inkomen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Middelen
Met middelen kun je in je behoeften voorzien.
Voorbeelden van middelen: 
  1. Geld
  2. Tijd

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Prioriteiten stellen
  • Dus: behoeften zijn onbeperkt!
  • We moeten kiezen wat het belangrijkste is.....
  • .... dat noemen we prioriteiten stellen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Schaarse goederen
Schaars kan betekenen zeldzaam.

Maar in de economie:
Iets is schaars als er (productie)middelen opgeofferd zijn om het te maken.

Vrijwel alle goederen zijn schaars. 





Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Welvaart en welzijn

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Rekenen: meer en minder in procenten
Oud(NieuwOud)x100=verandering
Bereken met hoeveel procent de prijs is veranderd.
Oude prijs: € 6,00
Nieuwe prijs: € 7,50

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Indexcijfer
Nieuw getal :  getal basisjaar x 100

afronden op 1 cijfer achter de komma tenzij anders vermeldt.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
  • (getal van nieuw jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Wat is indexcijfer van 2013, 2015 en 2016?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Het CPI berekenen.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Inflatie / deflatie
  • Het stijgen van de prijzen is inflatie


  • Het dalen van de prijzen in deflatie 

Slide 28 - Slide

Voorbeeld vragen aan de klas:

Als een fiets eerst €100,- kost de prijs stijgt naar € 200,- Is het Inflatie of deflatie

En Als een telefoon eerst €500 kost en nu € 400 is het Inflatie of deflatie
Prijscompensatie 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Loonprijsspiraal

Slide 30 - Slide

This item has no instructions