Fictie blok 1 mavo 3

Welkom M3B!
Herhaling fictie blok 1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom M3B!
Herhaling fictie blok 1

Slide 1 - Slide

Planning
  • Leerdoelen
  • Uitleg (herhaling)
  • Zelf aan de slag!
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • Kun je je eigen leesvoorkeur en die van iemand anders beschrijven;
  •  Kun je fictieteksten plaatsen op de realismelijn;
  • Herken je de onderdelen van het opbouwschema voor verhalen.


Slide 3 - Slide

Wat is fictie?

A
Waargebeurde verhalen
B
Verzonnen verhalen
C
Nieuwsberichten
D
Krantenartikelen

Slide 4 - Quiz

Waarom is fictie belangrijk?
A
Het helpt ons om de wereld te ontdekken
B
Het is niet belangrijk
C
Het helpt je om jezelf te begrijpen
D
Het helpt je bij het ontwikkelen van je leesvoorkeur

Slide 5 - Quiz

Fictie


= Een verhaal dat niet op de werkelijkheid gebaseerd is. Het is ontstaan vanuit de fantasie van de schrijver. 
Waarom fictie...?

  • Plezier
  • Helpt je om de wereld te ontdekken;
  • Helpt je bij het begrijpen van jezelf en anderen;
  • Laat je nadenken over lastige levensvragen;
  • Helpt je om moeilijke dingen te verwerken!

Slide 6 - Slide

Fictie kiezen....hoe doe je dat?
Fictie is er in super veel verschillende vormen:
Korte verhalen, leesboeken, gedichten, liedteksten, stripverhalen, tv-series, films, etc.....
.
.
.
Waar gaat jou voorkeur naar uit?

Slide 7 - Slide

Wanneer noemen we een verhaal realistisch?
A
Als het altijd over de toekomst gaat
B
Als het lijkt op iets wat in het echte leven zou kunnen gebeuren
C
Als het over draken en magie gaat
D
Verhalen zijn altijd niet-realistisch

Slide 8 - Quiz

Wat maakt een verhaal minder realistisch?
A
Veel details die lijken op echte dingen
B
Verzonnen dingen zoals pratende dieren
C
Een herkenbare omgeving

Slide 9 - Quiz

Realistisch

= Een verzonnen verhaal dat lijkt op de werkelijkheid. 
Niet - realistisch

= Een verhaal waarin dingen voorkomen die ongeloofwaardig zijn of die in de werkelijkheid niet mogelijk zijn. 

Slide 10 - Slide

Hoe realistisch een verhaal op je overkomt, wordt bepaald door:


  • De beschrijving van de tijd en omgeving
  • De beschrijving van de personages en hun gesprekken, gedachten, problemen en bezigheden;
  • De geloofwaardigheid van de gebeurtenissen;
  • Fantasie - elementen;
  • De afloop van het verhaal.

Slide 11 - Slide

De realismelijn


  • Leg de plaats op de lijn altijd uit aan de hand van voorbeelden en argumenten.


Er zit een verschil tussen waargebeurd en realistisch!

Slide 12 - Slide

Realistisch of niet-realistisch?

Slide 13 - Slide

Welke opbouw van een verhaal is correct?
A
probleem, meer problemen, dieptepunt, verbetering, slot
B
beginsituatie, probleem, meer problemen, dieptepunt, verbetering, slot
C
beginsituatie, probleem, meer problemen,, verbetering, slot
D
beginsituatie, probleem, meer problemen, dieptepunt, oplossing, slot

Slide 14 - Quiz

Opbouwschema van verhalen

Slide 15 - Slide

Opbouwschema van verhalen

Verhalen kunnen beginnen bij de beginsituatie, maar een schrijver kan ook op een ander moment beginnen.

Dan lees je eerst over het ontstaan van het probleem, of over een dieptepunt, en zelfs beginnen met het slot is mogelijk.

In zo’n verhaal zijn de onderdelen waaruit de vaste opbouw bestaat in een nadere volgorde gezet. 

Slide 16 - Slide

Beeldspraak
In spreekwoorden en uitdrukkingen komt figuurlijk taalgebruik voor: beeldspraak. 

Voorbeeld:
''Hij ging ervan door als een bliksemschicht.''

Slide 17 - Slide

Verschillende soorten beeldspraak
Maken van een vergelijking. Dit kan op twee manieren:

  • Vergelijking met als (of met een ander woord, bijvoorbeeld ''zoals'', ''alsof'' en net ''als'')

  • Vergelijking zonder als

Slide 18 - Slide

Wat is een vergelijking met ''als''?
A
Hij is zo sterk als een beer
B
Ze straalt altijd, net een zon
C
De tijd vliegt
D
Ik kookte van woede

Slide 19 - Quiz

Wat is een vergelijking zonder als?
A
De auto rijdt als de wind
B
Zij is zo snel als een tijger.
C
Hij heeft een hart van goud

Slide 20 - Quiz

Aan de slag!
Blok 1 - Fictie
Maken: Opdracht 1, 4 (alleen vragen 1,2 & 3), 5 & 6 (blz. 9 t/m 21).

Slide 21 - Slide

Je kunt nu...
  • Je eigen leesvoorkeur en die van iemand anders beschrijven;
  •  Fictieteksten plaatsen op de realismelijn;
  • De onderdelen van het opbouwschema voor verhalen herkennen.

Slide 22 - Slide

De volgende keer
Huiswerk: 
Blok 1 - Fictie
Maken: Opdracht 1, 4 (alleen vragen 1,2 & 3), 5 & 6 (blz. 9 t/m 21).

Goed gewerkt toppers!

Slide 23 - Slide