Je kunt fictieteksten op de realismelijn plaatsen.
Je herkent de onderdelen van een opbouwschema voor verhalen.
Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie.
Je weet wat beeldspraak is.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 3
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Lesdoelen Fictie
Je kunt fictieteksten op de realismelijn plaatsen.
Je herkent de onderdelen van een opbouwschema voor verhalen.
Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie.
Je weet wat beeldspraak is.
Slide 1 - Slide
Meer of minder realistisch
Een verzonnen verhaal is realistisch, als het lijkt op de werkelijkheid.
Een verzonnen verhaal met gebeurtenissen die in werkelijkheid niet kunnen, is niet-realistisch.
Slide 2 - Slide
Fictie blok 1 Realistisch
Meer of minder realistisch: realismelijn
Als een verhaal op de werkelijkheid lijkt, is het realistisch.
Waargebeurd en realistisch zijn verschillend: niet waargebeurd kan wel realistisch zijn en andersom.
Slide 3 - Slide
Realistisch of minder realistisch
Hoe bepaal je of een verhaal wel/niet realistisch is?
Let op fantasie-elementen, omgeving en de personages.
Slide 4 - Slide
Voorbeelden van meer realistische genres:
Detective
Thriller
Ontwikkelingsverhaal (coming of age)
Minder realistische genres:
Sciencefiction
Fantasy
Dystopisch verhaal
Slide 5 - Slide
Meer of minder realistisch
Realistisch = een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid
Niet-realistisch= in verhalen kunnen dingen voorkomen die ongeloofwaardig zijn of die in de werkelijkheid niet mogelijk zijn
Slide 6 - Slide
Opbouwschema van verhalen
Beginsituatie
Dieptepunt
Slot
Ontstaan van probleem
Steeds meer moeilijkheden
Langzame verbetering
Slide 7 - Slide
Opbouwschema van verhalen
In veel verhalen kun je een vaste opbouw herkennen met verschillende delen. Let op! het kan zijn dat een schrijver een andere volgorde aanhoudt en bijvoorbeeld begint met het slot.
Slide 8 - Slide
Personages
Opbouwschema van verhalen
Meer of minder realistisch
Leeservaring
Genre
Slide 9 - Slide
Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Waarom gebruik je beeldspraak?
Slide 10 - Slide
Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Slide 11 - Slide
Bevat de zin beeldspraak en is het letterlijk of figuurlijk? Kies!
wel beeldspraak
geen beeldspraak
letterlijk
figuurlijk
Slide 12 - Drag question
Beeldspraak
Stijlfiguur
Metafoor
Personificatie
Hyperbool
Pleonasme
Slide 13 - Drag question
Beeldspraak
Vergelijking
Haar ogen stralen als de lentezon.
Als een puppy huppelt de bal bij mij vandaan.
Er ligt een hart hier op straat.
Ze verdronk in emoties.
Slide 14 - Drag question
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Wat is figuurlijk taalgebruik?
Slide 15 - Slide
Figuurlijk taalgebruik
Wat is figuurlijk taalgebruik?
Slide 16 - Slide
Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
Anouk rekende op Laure: ze schreef 2 + 2 op haar arm
Slide 17 - Drag question
letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
zoals het er staat
niet precies zoals het er staat
uitdrukkingen, spreekwoorden, zegswijze
Slide 18 - Drag question
Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
bij wijze van spreken, niet werkelijk
als iets precies weergeeft wat er geschreven of gezegd is