Voorkennis ecologie

Voorkennis ecologie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Voorkennis ecologie

Slide 1 - Slide

Abiotisch
Biotisch

Slide 2 - Drag question

Waar staat een juiste omschrijving van een populatie?
A
Al het gras in het weiland van boer Sikkema
B
Alle poelkikkers in de vijver van Sophie
C
Alle konijnen van Nederland
D
Alle witte neushoorns in Afrika

Slide 3 - Quiz

Als een populatie te klein wordt, neemt de overlevingskans van de populatie sterker af dan op grond van het probleem van paarvorming mag worden verwacht.
Waardoor neemt de kans op overleven af als de populatie kleiner wordt?
A
een kleine populatie heeft een kleine genetische variatie
B
een kleine populatie heeft meer emigratie dan immigratie
C
een kleine populatie is een eenvoudige prooi voor roofdieren
D
een kleine populatie wordt makkelijk weggeconcurreerd

Slide 4 - Quiz


Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
gras <- konijn <- vos
C
gras -> konijn -> havik -> vos
D
vos -> havik -> konijn ->gras

Slide 5 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 6 - Quiz

Climax of pionier?

Eenvoudig voedselweb
A
Pionier
B
Climax

Slide 7 - Quiz

welk kenmerk hoort bij een pionier ecosysteem?
A
gelaagde vegetatieopbouw
B
humusrijke bodem
C
sterke schommelingen in abiotische factoren
D
grote biodiversiteit

Slide 8 - Quiz

Producenten
Consumenten
Reducenten
Autotroof
Heterotroof
Anorganisch naar organisch
Organisch naar organisch
Organisch naar anorganisch
Fotosynthese
Chemosynthese
Algen
Planten
Schimmels
Bacteriën

Slide 9 - Drag question

Prokaryoot, kan hetero- of autotroof zijn. 
Geen celwand, heterotroof
Wel een celwand, heterotroof

Wel een celwand en celkern, autotroof
Dier

Plant
Schimmel
Bacterie

Slide 10 - Drag question

Gaan optimumkrommes zoals hiernaast afgebeeld over een soort en/of een populatie en/of over 1 organisme.
A
een soort
B
een soort en/of een populatie
C
een populatie
D
1 organisme

Slide 11 - Quiz


Tolerantie voor zout
In de grafiek in de afbeelding is de dichtheid van drie verschillende algen weergegeven:
in een rivier, in een riviermonding en in zee 

Welke alg heeft de breedste tolerantie voor zout?
 

A
soort I
B
soort II
C
soort III

Slide 12 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 13 - Quiz


Welk van de afbeeldingen geeft successie juist weer?

(rood = pioniersoort; blauw = climaxsoort)

x-as tijd; y as: populatiegrootte


A
Linksboven
B
Rechtsboven
C
Linksonder
D
Rechtsonder

Slide 14 - Quiz

Wat is de niche van een stadsduif?
A
Toppredator
B
Prooidier
C
Predator van kleine diertjes en insecten
D
Afvaleter (detritivoor)

Slide 15 - Quiz

Eekhoorns komen voor in loofbos, naaldbos of gemengd bos, maar ook in tuinen en parken.
Wat zijn tuinen en parken?
A
de habitat van de eekhoorns
B
stukje habitat van de eekhoorns
C
de niche van eekhoorns
D
deel van de niche van eekhoorns

Slide 16 - Quiz

Als natuurgebieden behouden moeten worden zoals ze zijn, moeten gebieden worden beheerd. Hiernaast zie je daar een voorbeeld van. Door vlakke gebieden te begrazen voorkom je successie en blijft het gebied als zodanig behouden.
Welke van de volgende redenen is of zijn juist om het gebied te begrazen?
A
door begrazing groeien er minder grote planten. Hierdoor is er meer zonlicht voor kleinere plantensoorten
B
door begrazing krijgen andere plantensoorten meer kans omdat er minder concurrentie is
C
door begrazing blijft het gebied behouden waardoor het als recreatiegebied kan worden gebruikt
D
door begrazing openen er meer niches en neemt de biodiversiteit toe.

Slide 17 - Quiz