This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 5 paragraaf 2
Oefenvragen
Slide 1 - Slide
Stel je hebt een eigen winkel en je koopt goederen in om te verkopen. De prijs daarvoor heet....
A
Verkoopprijs
B
Inkoopprijs
C
Brutowinstopslag
D
Omzet
Slide 2 - Quiz
De winkelier probeert de producten zo ........(vul in)mogelijk in te kopen
A
Duur
B
Goedkoop
Slide 3 - Quiz
Een scooter kost € 2.000 inkoop. De verkoopprijs wordt € 2.750. Het bedrag waarmee de inkoopprijs hoger wordt heet....
A
Verkoopprijs
B
Inkoopprijs
C
Brutwowinstopslag
Slide 4 - Quiz
Een scooter kost € 2.000 inkoop. De verkoopprijs wordt € 2.750. Hoeveel procent is de inkoopprijs verhoogt?
A
37,5%
B
27,3%
C
72,7%
D
3,75%
Slide 5 - Quiz
1:
2:
3:
+
————————
Nu een andere opstelling
Inkoopprijs
Brutowinstmarge
Verkoopprijs
Slide 6 - Drag question
1:
2:
3:
+
=
Inkoopprijs
Brutowinstmarge
Verkoopprijs
Slide 7 - Drag question
Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 570. Majid berekent een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs
A
€ 265,50
B
€ 313,50
C
€ 331,50
D
€ 256,50
Slide 8 - Quiz
Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje. Wat is de afzet?
A
280
B
€ 3,75
C
€ 1.050
Slide 9 - Quiz
Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje. Wat is de omzet?