Les connecteurs

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden

Slide 1 - Slide

signaalwoorden (FA)

Slide 2 - Mind map

Waarom zou je signaalwoorden gebruiken?

Slide 3 - Open question

Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 4 - Drag question

Quel connecteur?
J'ai bien aimé cet hôtel, ______ le personnel était affreux.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 5 - Quiz

Quel connecteur?
D'abord on a pris le train pour Versailles, ______ on a visité le château.
A
donc
B
par contre
C
ensuite
D
alors

Slide 6 - Quiz

Quel connecteur?
J'ai deux mois de vacances après le bac, ______ je pourrai travailler les mois de juillet et aout.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 7 - Quiz

Maak een volledige zin met het signaal woord 'mais'.

Slide 8 - Open question

Maak een volledige zin met het signaal woord 'parce que'.

Slide 9 - Open question

Kies nog 1 ander signaalwoord. Maak hiermee een zin.

Slide 10 - Open question

Opdracht
Pak je oefenbrief erbij. Loop de brief langs en kijk waar je zinnen/ tekstdelen met elkaar kan verbinden.

Slide 11 - Slide