Les connecteurs

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden

Slide 1 - Slide

signaalwoorden (NL)

Slide 2 - Mind map

Waarom zou je signaalwoorden gebruiken?

Slide 3 - Open question

signaalwoorden (FA)

Slide 4 - Mind map

verbind het signaalwoord met de juiste vertaling
daarentegen
dus
echter/ toch
om die reden/ daarom
vanwege/door
maar
bijvoorbeeld
en
par contre
donc
pourtant
c'est pourquoi
à cause de
mais
par exemple
et

Slide 5 - Drag question

Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 6 - Drag question

Signaalwoorden
opsomming
reden
gevolg
tegenstelling
doel
conclusie
c'est pourquoi, car
en plus, aussi, ensuite
Alors
mais, par contre
pour (om te)
enfin, bref, donc

Slide 7 - Drag question

Zet de signaalwoorden in de juiste volgorde
Signaalwoorden (mots connecteurs)
d'abord
ensuite
enfin

Slide 8 - Drag question

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 9 - Quiz

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 10 - Quiz

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère que les vacances ne dureront pas trop longtemps.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 11 - Quiz

Werkwoorden
Signaalwoorden
Gagner
Envoyer
En plus
bref
décider

Slide 12 - Drag question

Kies minstens 3 verbanden. Maak per verband twee zinnen. Gebruik verschillende signaalwoorden.

Slide 13 - Open question