Argumentatie H5/V6

Argumentatie
  • Standpunt en argument
  • Soorten argumenten
  • Argumentatieschema's
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Argumentatie
  • Standpunt en argument
  • Soorten argumenten
  • Argumentatieschema's

Slide 1 - Slide

Standpunt

  • Mening over iets
  • Positief, negatief of twijfelachtig

  • Signaalwoorden: ik vind dat, volgens mij, ik denk dat, dus, daarom, kortom, mijn conclusie is

Slide 2 - Slide

Argument
  • Legt het standpunt uit / onderbouwing van het standpunt
  • Feitelijke argumenten: waar of onwaar, controleerbaar (het is zo, òf niet).                                                      
  • Waarderende argumenten: argument geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk, goed of slecht is.  
  • Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers

Slide 3 - Slide


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Danceparty's moeten verboden worden: ze zijn een gevaar voor de volksgezondheid.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quiz


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Er zitten vlekken op deze broek, koop 'm maar niet.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 5 - Quiz


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Dit is een goede school: er wordt veel gedaan aan kunstzinnige en creatieve vorming.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 6 - Quiz

Tegenargument
Weerlegt of ontkracht het standpunt of een argument.




Slide 7 - Slide

Standpunt
Argument
Tegenargument
Ik ga in maart zeker stemmen.
Ze luisteren in Den Haag toch niet naar ons.
Ik wil laten horen wat ik vind van de aanpak van de coronacrisis.

Slide 8 - Drag question

Argumentatiestructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
       - nevenschikkend (onafhankelijk)

           - nevenschikkend (afhankelijk)
           - onderschikkend (ketenargumentatie)

    Slide 9 - Slide

    Enkelvoudig = een standpunt en een argument
    We moeten meer fruit eten.

      
      
     Fruit is gezond.


    Slide 10 - Slide

    Meervoudig nevenschikkend= naast elkaar
    Kun je de argumenten los gebruiken? 
    Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.
    ↑                                                 ↑
     Hierdoor zullen de files afnemen.   Het is beter voor het milieu.

    (onafhankelijk)

    Slide 11 - Slide

    Meervoudig nevenschikkend = naast elkaar
    Kun je de argumenten los gebruiken? 
    We kunnen vanavond niet meer terug naar Amsterdam.
    ↑                                                      ↑

    Ik heb te veel gedronken.       De treinen rijden niet.

    (afhankelijk)

    Slide 12 - Slide

    Meervoudig onderschikkend = een argument heeft onderbouwing
    Leerlingen moeten meebeslissen bij het aanstellen van docenten.

    Leerlingen hebben er belang bij dat zij goed les krijgen.

    Leerlingen moeten overgaan of slagen voor hun examen.

    Slide 13 - Slide


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 14 - Quiz


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 15 - Quiz


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 16 - Quiz


    A
    Nevenschikkend (afhankelijk)
    B
    Nevenschikkend (onafhankelijk)
    C
    Enkelvoudig
    D
    Onderschikkend

    Slide 17 - Quiz

    Argumentatieschema's
    Oorzaak-gevolg
    • Wij komen nooit meer op tijd (gevolg), deze file staat tot Utrecht (oorzaak).

    Kenmerk-eigenschap
    • Jeroen is eigenlijk nog een groot kind, want hij speelt nog steeds heel graag met lego.

    Slide 18 - Slide

    Argumentatieschema's
    Voor- en nadeel
    • Als je 5 vwo overdoet, heb een goede basis om in 6 vwo met mooie cijfers te slagen. Als je doorgaat naar 6 vwo, krijgt je het misschien wel zwaar, maar je hebt ook de kans dat je meteen slaagt. Als ik jou was, zou ik het proberen in 6 vwo .


     

    Slide 19 - Slide

    Argumentatieschema's
    Voorbeeld(en)
    • Je kunt absoluut niet op hem rekenen. Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten.

    Slide 20 - Slide

    Argumentatieschema's
    Vergelijking
    • Als Joost meegaat, dan krijgen we vast ruzie. De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand.

    Autoriteit
    •  Ik eet iedere dag een appel. Volgens mijn  tandarts blijft mijn gebit daarmee in topconditie.


    Slide 21 - Slide

    Nederland moet meedoen met de ontwikkeling van de nieuwe straaljager, want dat levert banen op. En werkgelegenheid is goed voor de economie.
    Van welk type argumentatie is sprake?
    Standpunt
    Argument 1
    Argument 2
    A
    Argumentatie op basis van vergelijking
    B
    Argumentatie op basis van voor- en nadelen.
    C
    Argumentatie op basis van autoriteit
    D
    Argumentatie op basis van voorbeelden

    Slide 22 - Quiz

    Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.

    Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
    A
    argumentatie op basis van voorbeelden
    B
    argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
    C
    argumentatie op basis van een kenmerk
    D
    argumentatie op basis van voor- en nadelen

    Slide 23 - Quiz

    Het Nederlands verloedert, want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
    Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
    A
    argumentatie op basis van voorbeelden
    B
    argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
    C
    argumentatie op basis van een kenmerk
    D
    argumentatie op basis van voor- en nadelen

    Slide 24 - Quiz

    Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die daarop wijzen: last van vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn..
    Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
    A
    argumentatie op basis van voorbeelden
    B
    argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
    C
    argumentatie op basis van een kenmerk
    D
    argumentatie op basis van voor- en nadelen

    Slide 25 - Quiz

    Lees het tekstje (je moet er wat mee ...)

    Uit onderzoek  blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis. Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook. Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.

    Slide 26 - Slide

    Standpunt
    Argument 1
    Argument 2
    Uit onderzoek blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis.
    Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook.
    Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.

    Slide 27 - Drag question


    Welke argumentatiestructuur werd in de vorige slide gebruikt?  
    A
    Enkelvoudige argumentatie
    B
    Nevenschikkende argumentatie
    C
    Onderschikkende argumentatie
    D
    Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

    Slide 28 - Quiz

    Een beetje duidelijk tot nu toe?
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 29 - Poll