,

Argumentatie 4 hv - start

  • Standpunt en argument
  • Soorten argumenten
  • Argumentatieschema's
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  • Standpunt en argument
  • Soorten argumenten
  • Argumentatieschema's

Slide 1 - Slide

Als je een hond ziet moet je die een kwartier lang op je knieën achtervolgen.
Als het regent moet je heel hard huilen (ook als je binnen bent). 

Slide 2 - Slide

Standpunt

  • Mening over iets
  • Positief, negatief of twijfelachtig

  • Signaalwoorden: ik vind dat, volgens mij, ik denk dat, dus, daarom, kortom, mijn conclusie is

Slide 3 - Slide

'Ik vind koffie lekker. Het is warm en houdt me wakker.'
Wat is het standpunt?

Slide 4 - Open question

'Het aantal grieppatiënten onder ouderen neemt af. De griepprik heeft dus effect.'
Wat is het standpunt?

Slide 5 - Open question

De zorg moet goedkoop toegankelijk zijn voor iedereen.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt

Slide 6 - Quiz

We moeten geen vluchteling meer toelaten in Nederland.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt

Slide 7 - Quiz

De btw moet niet verder worden verhoogd.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt

Slide 8 - Quiz

Argument 1
  • Legt het standpunt uit / onderbouwing van het standpunt
  • Feitelijke argumenten: waar of onwaar, controleerbaar (het is zo, òf niet).                                                      
  • Waarderende argumenten: argument geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk, goed of slecht is.   
  • Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers

Slide 9 - Slide


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Danceparty's moeten verboden worden: ze zijn een gevaar voor de volksgezondheid.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 10 - Quiz


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Er zitten vlekken op deze broek, koop 'm maar niet.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 11 - Quiz


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Dit is een goede school: er wordt veel gedaan aan kunstzinnige en creatieve vorming.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 12 - Quiz

Argument 2
Twee soorten argumenten
  • Feitelijke argumenten: waar of onwaar, controleerbaar (het is zo, òf niet).                                                      
  • Waarderende argumenten: argument geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk, goed of slecht is.   

    Slide 13 - Slide

    Stelling: Utrecht is een prettige stad om in te wonen. 
    Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners
    Er wonen in Utrecht veel jonge, gezellige mensen. 
    Waarderend argument
    Feitelijk argument

    Slide 14 - Drag question

    Stelling: Je kunt beter met het OV naar Rotterdam gaan. 
    Het is veel gezelliger om met het OV naar R'dam te komen. 
    Het is beter voor het milieu om met het OV te reizen.
    Waarderend argument
    Feitelijk argument

    Slide 15 - Drag question

    Stelling: Leiden is een prima stad om een excursie voor CKV te organiseren.
    In Leiden kan je zeer diverse musea en galeries bezoeken. 
    Leiden heeft een interessante binnenstad.
    Waarderend argument
    Feitelijk argument

    Slide 16 - Drag question

    Oefenen!
    Nieuw Nederlands, blz. 63 opdracht 1 & 2





    4v
    4v
    4h
    4h
    4h

    Slide 17 - Slide

    Tegenargument
    Weerlegt of ontkracht het standpunt of een argument.




    Slide 18 - Slide

    Standpunt
    Argument
    Tegenargument
    Ik heb afgelopen woensdag gestemd.
    Ze luisteren in Brussel toch niet naar ons.
    Ik wil dat mijn stem meetelt in de Europese Unie.

    Slide 19 - Drag question

    Argumentatiestructuren
    1. Enkelvoudige argumentatie
    2. Meervoudige argumentatie
           - nevenschikkend (onafhankelijk)

             - nevenschikkend (afhankelijk)
             - onderschikkend (ketenargumentatie)
      Zie ook Nieuw Nederlands vanaf blz. 196    

      Slide 20 - Slide

      Enkelvoudig = een standpunt en een argument
      We moeten meer fruit eten.

        
        
       Fruit is gezond.


      Slide 21 - Slide

      Meervoudig nevenschikkend= naast elkaar
      Kun je de argumenten los gebruiken? 
      Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.
      ↑                                                 ↑
       Hierdoor zullen de files afnemen.   Het is beter voor het milieu.

      (onafhankelijk)

      Slide 22 - Slide

      Meervoudig nevenschikkend = naast elkaar
      Kun je de argumenten los gebruiken? 
      We kunnen vanavond niet meer terug naar Amsterdam.
      ↑                                                      ↑

      Ik heb te veel gedronken.       De treinen rijden niet.

      (afhankelijk)

      Slide 23 - Slide

      Meervoudig onderschikkend = een argument heeft onderbouwing
      Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op
      school kunnen maken.

      Leerlingen zullen dan hogere cijfers gaan halen.

      Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen.

      Slide 24 - Slide


      A
      Nevenschikkend (afhankelijk)
      B
      Nevenschikkend (onafhankelijk)
      C
      Enkelvoudig
      D
      Onderschikkend

      Slide 25 - Quiz


      A
      Nevenschikkend (afhankelijk)
      B
      Nevenschikkend (onafhankelijk)
      C
      Enkelvoudig
      D
      Onderschikkend

      Slide 26 - Quiz


      A
      Nevenschikkend (afhankelijk)
      B
      Nevenschikkend (onafhankelijk)
      C
      Enkelvoudig
      D
      Onderschikkend

      Slide 27 - Quiz


      A
      Nevenschikkend (afhankelijk)
      B
      Nevenschikkend (onafhankelijk)
      C
      Enkelvoudig
      D
      Onderschikkend

      Slide 28 - Quiz

      Argumentatieschema's
      • Oorzaak-gevolg
      • Kenmerk-eigenschap
      • Voor- en nadeel
      • Voorbeeld(en)
      •  Vergelijking
      • Autoriteit

      Slide 29 - Slide

      Nederland moet meedoen met de ontwikkeling van de nieuwe straaljager, want dat levert banen op. En werkgelegenheid is goed voor de economie.
      Van welk type argumentatie is sprake?
      Standpunt
      Argument 1
      Argument 2
      A
      Argumentatie op basis van vergelijking
      B
      Argumentatie op basis van voor- en nadelen.
      C
      Argumentatie op basis van autoriteit
      D
      Argumentatie op basis van voorbeelden

      Slide 30 - Quiz

      Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.

      Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
      A
      argumentatie op basis van voorbeelden
      B
      argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
      C
      argumentatie op basis van een kenmerk
      D
      argumentatie op basis van voor- en nadelen

      Slide 31 - Quiz

      Het Nederlands verloedert, want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
      Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
      A
      argumentatie op basis van voorbeelden
      B
      argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
      C
      argumentatie op basis van een kenmerk
      D
      argumentatie op basis van voor- en nadelen

      Slide 32 - Quiz

      Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die daarop wijzen: last van vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn..
      Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
      A
      argumentatie op basis van voorbeelden
      B
      argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
      C
      argumentatie op basis van een kenmerk
      D
      argumentatie op basis van voor- en nadelen

      Slide 33 - Quiz

      Zet de argumentatie in een blokjesschema

      Uit onderzoek  blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis. Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook. Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.
      timer
      3:00

      Slide 34 - Slide

      Standpunt
      Argument 1
      Argument 2
      Uit onderzoek blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis.
      Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook.
      Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.

      Slide 35 - Drag question


      Welke argumentatiestructuur werd in de vorige slide gebruikt?  
      A
      Enkelvoudige argumentatie
      B
      Nevenschikkende argumentatie
      C
      Onderschikkende argumentatie
      D
      Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

      Slide 36 - Quiz