2H H1 Bevolking

H1 Bevolking 
EEN TEST
1 / 26
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H1 Bevolking 
EEN TEST

Slide 1 - Slide

Heeft NL een hoger geboorte- of sterftecijfer?
A
Geboortecijfer
B
Sterftecijfer

Slide 2 - Quiz


Van welk land zou dit een bevolkingspiramide kunnen zijn?
A
Duitsland
B
Mali
C
Polen
D
China

Slide 3 - Quiz

In welke fase van het demografisch transitiemodel kunnen de meeste landen in Afrika worden geplaatst?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Hans Rosling waarschuwt voor een enorme bevolkingsgroei in Afrika. Beredeneer hoe we volgens hem die enorme bevolkingsgroei op lange termijn kunnen afremmen?

Slide 5 - Open question

Het verschil tussen geboorte en sterfte noem je...
A
Afname van de bevolking
B
Natuurlijke bevolkingsgroei
C
Ontgroening
D
Bevolkingsgroei

Slide 6 - Quiz

Bij fase 3 hoort de volgende omschrijving:
A
Het sterftecijfer en het geboortecijfer zijn hoog.
B
Het sterftecijfer daalt en het geboortecijfer blijft hoog. De bevolking groeit.
C
Zowel het sterftecijfer als het geboortecijfer zijn laag.
D
Het geboortecijfer en het sterftecijfer dalen. De bevolking groeit relatief niet meer zo snel.

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurd er als er in een land zowel vergrijzing als ontgroening plaatsvindt?
A
De bevolking krimpt.
B
De bevolking groeit.
C
Er is een te kort aan jongeren, en teveel aan ouderen.
D
Er is een te veel aan jongeren, en te kort aan ouderen

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er met de totale bevolking als er een sterfte overschot is?
A
Dan neemt het aantal mensen toe
B
Dan groeit de bevolking
C
Er is dan sprake van een positieve groei
D
Er is dan sprake van een negatieve groei (krimp)

Slide 9 - Quiz

De bevolking groeit op basis van natuurlijke en sociale groei. Wat is de natuurlijke groei?
A
Op basis van natuurlijke cijfers
B
De lengte van de mensen
C
Op basis van geboorte en sterfte
D
Op basis van immigratie en emigratie

Slide 10 - Quiz

Op welke 2 manieren groeit een bevolking?
A
geboortecijfer-sterftecijfer
B
immigratie- emigratie
C
natuurlijke bevolkingsgroei- sociale bevolkingsgroei
D
natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

Slide 11 - Quiz

Waar in Nederland krimpt de bevolking het snelst?
A
Randstad
B
Platteland

Slide 12 - Quiz

In welke soort landen groeit de bevolking het snelst?
A
Ontwikkelingslanden
B
Midden-Inkomenslanden
C
Welvarende landen

Slide 13 - Quiz

Bevolkingsdichtheid
A
Grote steden bij elkaar
B
Hoeveel mensen op een vierkante kilometer
C
Bevolking : oppervlakte land
D
Hoeveelheid hoog en laagbouw

Slide 14 - Quiz

Niger: Geboortecijfer = 51
Sterftecijfer = 14
A
Bevolking groeit
B
Bevolking krimpt
C
Bevolking blijft gelijk

Slide 15 - Quiz

Niger: Geboortecijfer 103
Sterftecijfer 55
A
Bevolking groeit
B
Bevolking krimpt
C
Bevolking blijft gelijk

Slide 16 - Quiz

De bevolking tussen de 15 en 65 jaar die betaald werk doet of ernaar op zoek is heet?
A
Werkende bevolking
B
Tussenbevolking
C
Beroepsbevolking
D
Secundaire sector

Slide 17 - Quiz

Waar heeft demografie mee te maken?
A
Bebouwing
B
Bevolking
C
Jongeren
D
Ouderen

Slide 18 - Quiz

Welk begrip hoort bij: de manier waarop de bevolking is ingedeeld waarbij naar leeftijd, geslacht en herkomst wordt gekeken?
A
bevolkingsspreiding
B
bevolkingssamenstelling
C
bevolkingsspreiding
D
bevolkingsgrafiek

Slide 19 - Quiz

Bekijk de bevolkingsdichtheid van Zuid-Amerika? Wat is de juiste zin
A
De bevolking woont gelijk verdeeld
B
In het binnenland wonen minder mensen dan langs de kust
C
De meeste grote steden liggen in het binnenland
D
In het binnenland wonen geen mensen

Slide 20 - Quiz

Wat vertelt een bevolkingsdiagram over de bevolking van een land?
A
Wie er dood gaan in een land
B
Wie er geboren worden in een land
C
Hoe oud mensen worden
D
Samenstelling van de bevolking

Slide 21 - Quiz

Bekijk de afbeelding. In welke fase zal de bevolking het sterkst groeien?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 22 - Quiz

Het piramide model (bevolkingsgrafiek)is een voorbeeld uit welke fase van het demografische transitiemodel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen we dit?
A
bevolkingsberg
B
statistiek
C
bevolkingsgrafiek
D
bevolkingspyramide

Slide 24 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
In arme landen is de onderkant van de bevolkingsgrafiek smaller dan bij rijke landen.
B
De bevolking van arme landen neemt af.
C
In rijke landen zijn de staven van 60 jaar en ouder breder/langer.
D
Aan een bevolkingsgrafiek kun je goed zien of er veel of weinig migratie is in een land.

Slide 25 - Quiz

In deze bevolkingsgrafiek is vergrijzing te zien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz