In het begin bestond het Incarijk slechts uit een aantal steden in het huidige Peru.
Vanuit het centrum Cuzco breidden de Inca’s hun rijk uit door via geweld of diplomatie buursteden en -staatjes te veroveren. Het Incarijk werd een gigantisch imperium, dat delen besloeg van het huidige Peru, Chili, Bolivia, Ecuador, Colombia en Argentinië.
Rijke en arme Inca’s hadden vrijwel dezelfde kleding. Vrouwen droegen een lange jurk en mannen meestal een lange, mouwloze tuniek. Eroverheen ging een mantel of poncho.
Het klassenverschil was te zien aan de kwaliteit van en de decoraties op de stof, en rijke mensen droegen gouden sieraden. De koning van de Inca’s had elk kledingstuk slechts één keer aan, waarna het werd verbrand.