This lesson contains 15 slides, with text slides.
Jullie hebben geleerd dat:
Je weet nu de/het in het Duits, maar je mist nog een lidwoord...
een
Hoe zeg je een in het Duits?
Ook ein kan veranderen met het zelfstandig naamwoord:
Je hebt vast gezien dat in het Duits meer woorden lijken op ein.
Woorden hoeven altijd op ein te eindigen om in de Ein-Gruppe te zitten.
mijn, jouw, zijn, haar, jullie, ons, uw, hun etc.
Wat zijn dit voor woorden?
Bezittelijke voornaamwoorden horen bij de Ein-Gruppe.
Deze krijgen dus dezelfde uitgangen bij:
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
mijn boek
jouw vrouw
onze kast
geen mannen
... Buch (o)
... Frau (v)
... Schrank (m)
... Männer
44 auf Seite 105 und 106
45 auf Seite 106
46 auf Seite 107
47 auf Seite 108
48 auf Seite 108
49 auf Seite 108