What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
havo 4/ 29 februari 2024 Naamvallen 1, 3 en 4 persoonlijk voornaamwoorden
Personalpronomen
Nominativ = 1e naamval
Akkusativ = 4e naamval
Dativ = 3e naamval
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Personalpronomen
Nominativ = 1e naamval
Akkusativ = 4e naamval
Dativ = 3e naamval
Slide 1 - Slide
Lernziele
Lernziele:
- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden in de eerste naamval vertalen
- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden in de vierde naamval vertalen
- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden in de derde naamval vertalen
- Ik weet welke Präpositionen bij de vierde naamval horen en kan deze vertalen.
- Ik weet welke Präpositionen bij de derde naamval horen en kan deze vertalen.
- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden toepassen a.h.v. de voorzetsels
Slide 2 - Slide
Eerst even herhalen:
Wat weet je nog van de naamvallen?
Slide 3 - Slide
Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 4 - Quiz
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 5 - Quiz
Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 6 - Quiz
Naamvallen zijn dus eigenlijk gewoon:
A
werkwoorden
B
zinsdelen
C
zelfstandige naamwoorden
D
persoonlijke voornaamwoorden
Slide 7 - Quiz
nog een keer:
Naamvallen zijn eigenlijk ' gewoon'
zinsdelen:
1ste naamval = het onderwerp
3de naamval = het meewerkend voorwerp
4de naamval = het lijdend voorwerp
Slide 8 - Slide
Weet je nog hoe we de zinsdelen in een zin vinden?
gezegde?
onderwerp?
lijdend voorwerp?
meewerkend voorwerp?
Slide 9 - Slide
Persoonlijk voornaamwoorden
Wat zijn dat ook alweer en ken je ze nog?
Slide 10 - Slide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
1e naamval
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 11 - Drag question
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich
Slide 12 - Drag question
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
3e naamval
timer
2:00
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen
Slide 13 - Drag question
Slide 14 - Slide
Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je 'Sonja' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
Slide 15 - Quiz
Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' das Fahrrad' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Slide 16 - Quiz
Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' der Junge' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Slide 17 - Quiz
Der Mann hat ……..(haar) ein Geschenk gegeben
A
sie
B
ihr
C
ihnen
Slide 18 - Quiz
..... (ik) liebe Deutsch!
A
ich
B
mir
C
mich
Slide 19 - Quiz
Wer hat ..... (jullie) gestern so viel Hausaufgaben gegeben? Das war Frau Schmidt.
A
ihr
B
euch
C
ihnen
Slide 20 - Quiz
Meine Mutter tanzt gern.
..... (zij) tanzt jeden Tag!
A
sie
B
ihr
C
Ihnen
Slide 21 - Quiz
Ich kaufe …….. (hem) ein T-Shirt
A
er
B
ihm
C
ihn
Slide 22 - Quiz
Hast du ... (mij) gestern in der Stadt gesehen?
A
ich
B
mir
C
mich
Slide 23 - Quiz
Das ist mein Vater. Kennst du ...... (hem)?
A
er
B
ihm
C
ihn
Slide 24 - Quiz
Der Krankenwagen bringt ..... (u) ins Krankenhaus.
A
Sie
B
Ihr
C
Ihnen
Slide 25 - Quiz
Wir haben ... (jullie) doch den Weg zum Bahnhof gezeigt?
A
ihnen
B
ihr
C
euch
Slide 26 - Quiz
Ich gebe (jou) mein Deutschbuch.
A
du
B
dir
C
dich
Slide 27 - Quiz
Was hat er .... (u) erzählt?
A
Sie
B
ihen
C
Ihnen
Slide 28 - Quiz
Ergänze die fehlenden Wörter.
Wer hat (u) das Geschenk gegeben?
Slide 29 - Open question
Ergänze die fehlenden Wörter.
Hast du das (haar) gekauft?
Slide 30 - Open question
Ergänze die fehlenden Wörter.
Wo hast du (haar) gestern gesehen?
Slide 31 - Open question
Ergänze die fehlenden Wörter.
Wir kennen (jullie).
Slide 32 - Open question
Ergänze die fehlenden Wörter.
Ich besuche (jou) Morgen bestimmt.
Slide 33 - Open question
Ergänze die fehlenden Wörter.
(Het) hat schon wieder geregnet.
Slide 34 - Open question
Was habt (jullie) gestern Abend getan?
Slide 35 - Open question
Das Fach ist schwierig. (Het) ist nicht toll
Slide 36 - Open question
Hallo. Kennst du (mij) noch?
Slide 37 - Open question
Hat (zij) (u) auch eine spannende Geschichte erzählt?
Slide 38 - Open question
In het volgende filmpje wordt
alles nog eens uitvoerig uitgelegd.
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Video
Leg in je eigen woorden uit wat h
et leerdoel van deze les was.
Slide 41 - Open question
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 42 - Open question
More lessons like this
februari 2023 Naamvallen 1, 3 en 4 persoonlijk voornaamwoorden
November 2023
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Naamvallen 1, 3 en 4 persoonlijk voornaamwoorden
October 2023
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Persoonlijk voornaamwoord in de 1e, 3e en 4e naamval
October 2021
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Naamvallen 1, 3 en 4 persoonlijk voornaamwoorden
September 2023
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
vwo 5/september 2023/persoonlijk voornaamwoord
September 2023
- Lesson with
51 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Het persoonlijk voornaamwoord
October 2024
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
persoonlijk voornaamwoorden naamvallen
October 2024
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, vwo
Leerjaar 3
4V - Kapitel 1 zwak werkwoord + persoonlijk voornaamwoord
October 2023
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4