THEMA 1 / VCA 'vragenles'

VCA-QUIZ 1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

VCA-QUIZ 1

Slide 1 - Slide

Wie controleert of bedrijven wel veilig werken?
A
Inspectie Werkomstandigheden
B
Inspectie SZW
C
Inspectie Veilig Werken
D
De werkgever moet dit zelf doen.

Slide 2 - Quiz

Welke werknemer moet een bedrijf aanstellen?
A
bedrijfsarts
B
bedrijfsverpleegkun-dige
C
preventiemedewerker
D
advocaat

Slide 3 - Quiz

Wie controleert de arbeidstijdenwet?
A
de werknemer
B
de arbodienst
C
Inspectie SZW
D
niemand controleert dat.

Slide 4 - Quiz

Inspectie is een ander woord voor ...
A
bevoegdheid
B
risico
C
controle
D
SZW

Slide 5 - Quiz

De manier waarop je belangrijke zaken regelt.

Welk woord hoort erbij?
A
bevoegdheid
B
gevaar
C
preventie
D
beleid

Slide 6 - Quiz

Het water, de lucht en de ... om ons heen.
Welk woord hoort op de lege plek?
A
mensen
B
grond
C
ruimte
D
milieu

Slide 7 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met CE-markering?
A
Wereldwijd keurmerk voor producten
B
Nederlands keurmerk voor producten
C
Amerikaans keurmerk voor producten
D
Europees keurmerk voor producten

Slide 8 - Quiz

Volgens de Arbowet is veiligheid alleen een zaak voor de werkgever.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Een plicht van de werknemer is om de veiligheidsvoorschriften te lezen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

De CE-markering geeft aan dat een product veilig is om mee te werken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

De werknemer moet bijna-ongevallen doorgeven aan de inspectie SZW.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Werknemers hebben het recht het werk te onderbreken bij een ernstig gevaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Bij het niet naleven van de voorschriften kan de Inspectie SZW ook aan werknemers een boete uitdelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Het doel van de milieuwetgeving is het gebruik van gevaarlijke stoffen te verbieden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat is de consequentie van onveilig handelen?
A
de werksfeer gaat vooruit
B
de arbodienst komt de volgende dag
C
op de werkvloer een gevaar en/of een risico
D
een verstoorde relatie op de werkvloer

Slide 16 - Quiz

Wanneer bij een incident schade ontstaat moet men dit:
A
melden bij de werkgever
B
als het mogelijk is zelf oplossen
C
de inspectie meteen bellen
D
melden bij de werkgever en politie

Slide 17 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Pas op, laserstraal
B
Pas op, radioactieve stoffen
C
Pas op, bijtende stoffen
D
Pas op, ontvlambare stoffen

Slide 18 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Pas op, laserstraal
B
Pas op, explosieve stoffen
C
Pas op, bijtende stoffen
D
Pas op, oxideren stoffen

Slide 19 - Quiz

Wat zijn de nadelige gevolgen van het gebruik van drank en drugs op de werkvloer?
A
de werksfeer gaat achteruit
B
drempelverlagend effect
C
drempelverlagend effect en a-sociaal gedrag
D
drempelverlagend, a-sociaal gedrag en ongeoorloofde uitgaven

Slide 20 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Stop
B
Algemeen gevaar
C
Ga terug
D
Verboden

Slide 21 - Quiz

In de Arbeidstijdenwet staan regels met betrekking tot werk- en rusttijden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat is het gevolg van een rommelige werkomgeving voor de veiligheid?
A
Het eindproduct is niet goed
B
De lunch is later
C
Lager werktempo
D
Onveilige situaties op de werkvloer

Slide 23 - Quiz