This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
3 KBL H 1 Stoffen
H 4 Stoffen
Deze oefentoets bestaat uit 44 vragen.
.
Slide 1 - Slide
We gaan starten!
Wachttijd:
stopwatch
00:00
Slide 2 - Slide
Water, wasbenzine en alcohol zijn drie verschillende vloeistoffen, maar niet al hun eigenschappen verschillen.
Welke stofeigenschap is voor water, wasbenzine en alcohol hetzelfde?
A
de brandbaarheid
B
de geur
C
de kleur
D
de smaak
Slide 3 - Quiz
Hoe kun je zien of iets een chemische reactie is?
A
De stoffen voor de pijl zijn anders dan de stoffen na de pijl.
B
Er komt altijd zuurstof in voor.
C
Na de pijl zijn er altijd minder stoffen dan voor de pijl.
Slide 4 - Quiz
Mark heeft een reageerbuis met een heldere vloeistof. Hij weet niet of de vloeistof een mengsel of een zuivere stof is.
Wat is het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof?
Slide 5 - Open question
Mark denkt dat een stof in de vloeistof is opgelost. Wat moet hij doen om daar achter te komen?
A
De oplossing filtreren
B
De oplossing indampen
C
De oplossing oplossen
Slide 6 - Quiz
Er zijn verschillende manieren om een stofeigenschap vast te stellen. Noem drie manieren.
Slide 7 - Open question
Een mengsel van suiker en peper kun je scheiden door drie verschillende stappen achter elkaar toe te passen. Leg uit wat er gebeurt met de suikermoleculen tijdens de drie stappen.
Slide 8 - Open question
Kerosine wordt in vliegtuigen gebruikt als brandstof. De kerosine wordt in de motoren verbrand. Daarvoor wordt de vloeibare kerosine eerst omgezet in kerosinedamp. Op het werkblad staat een zin. Omcirkel in de zin de twee juiste woorden.
Slide 9 - Open question
Welke stof moet aanwezig zijn om een verbrandingsreactie te kunnen krijgen?
A
koolstofdioxide
B
methaan
C
zuurstof
Slide 10 - Quiz
IJzer wordt soms verchroomd. Er komt dan een laagje chroom op het ijzer.
a) Waarom wordt dit gedaan? b) Je zou ook een laagje zilver op het ijzer kunnen aanbrengen. Geef een reden waarom er niet voor zilver wordt gekozen, maar wel voor chroom.
Slide 11 - Open question
Op de achterkant van een vrachtwagen staan twee gevarensymbolen, zie afbeelding 1.
a) Wat betekent het meest linkse pictogram? b) Wat kan er met de chauffeur gebeuren als de vrachtwagen zijn vloeibare lading verliest en zo op de chauffeur terechtkomt?
Slide 12 - Open question
Stel dat de vloeibare lading op straat terechtkomt. Kunnen de opruimdiensten deze lading dan zonder beschermingsmiddelen opruimen? Leg je antwoord uit.
Slide 13 - Open question
De vrachtwagen wordt opnieuw geladen, maar nu met een ontvlambare lading.
Welk symbool moet de vrachtwagen dan voeren?
Slide 14 - Open question
In de afbeelding zie je een etiket van een schuurmiddel (niet leesbaar? Kijk dan op je werkblad!)
Welk gevaar wordt op het etiket genoemd?
Slide 15 - Open question
Welke P-zin is op het etiket genoemd?
A
Veroorzaakt ernstige oogirritatie
B
Buiten het bereik van kinderen houden
C
Bevat Benzisothiazolinone, Methylchloroïsothiazolinone en Methylisothiazolinone
D
Kan een allergische reactie veroorzaken
Slide 16 - Quiz
Tijdens een practicumles werkt een klas met een oplossing van zoutzuur.
a) Waarom werkt de klas met een oplossing van zoutzuur die is verdund met water, en niet met een sterkere concentratie? b) Noem twee voorzorgsmaatregelen die je moet treffen wanneer je met deze stof gaat werken.
Slide 17 - Open question
Normaal gesproken is het kookpunt van water 100 °C.
a) Waarom is het kookpunt van water hoog in de bergen anders dan in Nederland? b) Op welke plek kookt het water het snelste, in Nederland of hoog in de bergen?
Slide 18 - Open question
Wat is een molecuul?
A
Een klein deeltje van een stof.
B
Het kleinste deeltje van een stof met de eigenschappen van die stof.
C
Een onderdeeldeel van een atoom.
Slide 19 - Quiz
Waaruit bestaat een molecuul?
A
uit kleine deeltjes stof
B
uit atomen
C
uit monoculen
D
uit water deeltjes
Slide 20 - Quiz
De temperatuur van een glas met cola is 4 °C. Bereken de temperatuur van de cola in Kelvin
Slide 21 - Open question
Het absolute nulpunt is de laagst mogelijke temperatuur. Welke temperatuur is niet mogelijk?
A
1.000.000 °C
B
- 37 K
C
0 K
D
- 270 °C
Slide 22 - Quiz
Een ring heeft een massa van 24,15 g en een volume van 2,3 cm3. Van welk materiaal is de ring gemaakt? Laat de berekening zien en zoek op welk materiaal het is!!
Slide 23 - Open question
Pim gaat piepschuim verwerken. Op de tube lijm staat dit pictogram. Noteer een voorzorgmaatregel die Pim moet nemen bij het lijmen
Slide 24 - Open question
De snelheid waarmee moleculen bewegen is een maat voor de temperatuur. Leg uit waarom de temperatuur van ijs lager moet zijn dan die van waterdamp.
Slide 25 - Open question
Je houdt een voorwerp onder water vast. Als je het voorwerp los laat zie je dat het naar de oppervlakte gaat.
Leg uit wat je nu weet van de dichtheid van dat voorwerp.
Slide 26 - Open question
Hoe heet de massa van 1 cm³ van een stof?
A
volume
B
kilogram
C
dichtheid
D
gram
Slide 27 - Quiz
In BINAS vmbo-kgt wordt het smeltpunt van vaste stoffen aangegeven in kelvin. Met welke formule kun je de temperatuur in K omrekenen naar een temperatuur in °C?
A
celsius = kelvin - 273
B
celsius = 273 -kelvin
C
celsius = kelvin - 100
D
celsius = kelvin + 273
Slide 28 - Quiz
Welk soort afval is het?
Sleep naar het goede vak! (gebruik tabel 43)!
KCA
Plastic
GFT
Papier
gemaaid gras
oude krant
shampoo-fles
spaarlamp
verf
accuzuur
fruitschillen
folie
etensresten
batterijen
Slide 29 - Drag question
Sleep de stof naar het juiste pictogram(tabel 40)!
chloor
aceton
benzeen
ether
fosforzuur
Slide 30 - Drag question
Eén van de bestanddelen van deze verf heeft een kookpunt van 373 K. Welke stof kan dit zijn? (Gebruik tabel 16 of 17)!
A
melk
B
water
C
waterdamp
D
alcohol
Slide 31 - Quiz
Hoeveel ml zit in de rechter maatcilinder?
A
22 ml
B
23 ml
C
24 ml
D
27 ml
Slide 32 - Quiz
Wat is het volume van de steen?
Lees de maatcilinders goed af.
A
7 ml
B
8,5 ml
C
9 ml
D
9,5 ml
Slide 33 - Quiz
Sleep de fase-overgang naar de juiste plek!
rijpen
stollen
verdampen
sublimeren
smelten
condenseren
Slide 34 - Drag question
Welk soort afval is het?
Sleep naar het goede vak! (gebruik tabel 43)!
KCA
Plastic
GFT
Papier
gemaaid gras
oude krant
shampoo-fles
spaarlamp
verf
accuzuur
fruitschillen
folie
etensresten
batterijen
Slide 35 - Drag question
Wat is het verschil tussen recyclen en hergebruik?
Slide 36 - Open question
Wat voor een reactie is verbranding?
A
natuurkundige reactie
B
biologische reactie
C
chemische reactie
D
omkeerbare reactie
Slide 37 - Quiz
Sleep de woorden naar het juiste vak
Volledige verbranding
Onvolledige verbranding
roetdeeltjes
weinig zuurstof
blauwe vlam
kleurloos
voldoende zuurstof
gele vlam
Slide 38 - Drag question
Wat heb je nodig voor een goede branddriehoek?
A
Ontbrandingstemperatuur, zuurstof en koolstof
B
Ontbrandingstemperatuur, zuurstof en benzine
C
Ontbrandingstemperatuur, zuurstof en brandstof
D
Ontbrandingstemperatuur, zuurstof en vuur
Slide 39 - Quiz
Wat is geen fossiele brandstof?
A
Steenkool
B
Aardgas
C
Hout
D
Aardolie
Slide 40 - Quiz
Wat zijn de drie brandvoorwaarden? (branddriehoek)
Slide 41 - Open question
Witte fosfor is een stof dat in de buitenlucht brand zonder dat je het hoeft aan te steken. Witte fosfor wordt daarom bewaard onder water. Leg uit welke brandvoorwaarde(n) je hierdoor weghaalt.
Slide 42 - Open question
Welke woorden horen bij een waxinelicht Kies uit: roet – voldoende zuurstof – koolstofdioxide – giftig – geen roet – te weinig zuurstof – koolstofmonoxide – gevaarlijk
Slide 43 - Open question
Sleep elke blusmethode naar wat wordt weggenomen uit de branddriehoek
gaskraan uitdraaien
papier blussen met water
iemand in een branddeken wikkelen
bosbrand blussen met zand
deksel op een spiritusbrander zetten
Brandstof
Temperatuur
zuurstof
Slide 44 - Drag question
Waarom mag je een brand met olie of vet niet met water blussen?