Les 2 Grammatica zinsontleding

Zin in zinsdelen verdelen
1. Werkwoordelijk gezegde
2. Onderwerp
3. Lijdend voorwerp
4. Meewerkend voorwerp
5. Bijwoordelijke bepaling
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Zin in zinsdelen verdelen
1. Werkwoordelijk gezegde
2. Onderwerp
3. Lijdend voorwerp
4. Meewerkend voorwerp
5. Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 2 - Drag question

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 3 - Quiz

Lijdend voorwerp
Helaas is deze les afgelopen.
A
Helaas
B
is afgelopen
C
deze les
D
geen lijdend voorwerp

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
er staat geen meewerkend voorwerp in

Slide 7 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling
Alles dat er overblijft
Dat je dus niet hebt benoemd

Slide 10 - Slide

Jill gaat een elektrische scooter kopen
een elektrische scooter=

Slide 11 - Open question

Heeft jouw opa ook op deze school gezeten?
jouw opa =

Slide 12 - Open question

Waarom was jij gisteren zo laat?
Gisteren =

Slide 13 - Open question

Wil jij mij dat coole trucje ook leren?
wwg =

Slide 14 - Open question

Heb jij al een jurk uitgezocht voor de gala-avond?
lijdend voorwerp=

Slide 15 - Open question

Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk
gezegde
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel verandert mee als je de zin van tijd verandert.

Slide 16 - Drag question

Ik
heb
een boek
gekocht.
Onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm

Slide 17 - Drag question

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 18 - Drag question

  meewerkend voorwerp
  lijdend voorwerp
  werkwoordelijk gezegde
  onderwerp
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.

Slide 19 - Drag question

Maak opdracht 5.5
Grammatica zinsontleding blok 5

Slide 20 - Slide

Maak opdracht 5.5 zinsontleding
Blok 5 grammatica

Slide 21 - Slide