This lesson contains 155 slides, with interactive quizzes, text slides and 17 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
hoofdstuk 8
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
0
Slide 12 - Video
vraag 1
a. Voltaire maakt de kerk belachelijk door bijvoorbeeld te te zeggen dat theologen belachelijke adviezen geven aan de mensen.
b. Voltaire heeft voor een satirisch verhaal gekozen om te spotten met de kerk en dat de kerk er belachelijke ideeën er op na houdt over een straf van God. Maar dit kan je niet zo maar zeggen want anders word je gestraft door de kerk.
Slide 13 - Slide
vraag 1 vervolg
c. Voltaire bedoelde met bijgeloof dat mensen niet willen geloven in een natuurverschijnsel dat goed te verklaren is, maar wel in dingen die je niet kan bewijzen.
Slide 14 - Slide
vraag 2
a. Ja, de kerk zou de ideeën gevaarlijk vinden want Voltaire ondermijnde het gezag van de kerk door zo de spot met ze te drijven
b. De koningen steunden de kerk en de kerk steunden de koningen, dus zij zullen niet blij zijn geweest met het verhaal van Voltaire. Dit tast ook hun macht aan.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Adam Smith
Mensen streven altijd eigen voordeel na
Vrije economie
Wet van vraag en aanbod zorgt als een onzichtbare hand voor zo groot mogelijke voorspoed
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Voltaire
God bemoeit zich niet met de wereld
want wonderen zijn in strijd met de wetten van de natuur.
deïsme
Slide 19 - Slide
John Locke
Macht van koningen en regeringen komt niet van God
Maar van de burgers die een Sociaal contract sluiten met de koning
Veiligheid, leven, vrijheid, bezit
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Jean-Jacques Rousseau
(1712 - 1778)
Volkssoevereiniteit
Regering moet de "algemene wil" uitvoeren
Volksvergadering
Beschaving heeft gezorgd voor ongelijkheid
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
0
Slide 24 - Video
Zelf aan de slag
lezen bladzijde 143
maken 6, 7, 8
als je klaar ben, maken vraag 10, 13
alles wat niet af is, is huiswerk
Slide 25 - Slide
Zelf aan de slag
lezen bladzijde 142
maken vraag 3 en 4
als je klaar bent, lees bladzijde 143
maken vraag 6, 7, 8
alles wat niet af is, is huiswerk
Slide 26 - Slide
vraag 10
Doordat het grote publiek meer onderzoek te zien krijgt, komen zij in aanraking met meerkennis. Precies wat de Verlichters graag willen. Meer kennis = meer rationalisme
Slide 27 - Slide
vraag 13
Bron 5 gaat over een voor gewone mensen onverklaarbare situatie, namelijk dat het garnalen regent. De meester legt echter uit dat het door een natuurverschijnsel, een windhoos, kwam en dus rationeel te verklaren. Dit past bij de Verlichting.
Slide 28 - Slide
8.2 Vorsten en Verlichting
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Video
Opdracht
lees Casus over de Vorst en de Filosoof, bladzijde 145
Maak vraag 1 a tm c
huiswerk: afhebben 1 b, c, 2 t/m 4
Slide 31 - Slide
Bespreken opdracht 1
a. De daad die het beste past bij een Verlicht vorst is de oprichting van de Wetenschappelijke Academie, want hier kan het volk profiteren van kennis wat bij de Verlichting past.
Slide 32 - Slide
Bespreken opdracht 1
b. In deze zin zegt Voltaire eigenlijk dat Frederik II wel veranderingen wil doen op gebied van onderwijs en kennis, maar hij wil geen veranderingen op het gebied van zijn machtspositie.
Slide 33 - Slide
Bespreken opdracht 1
c. Verlicht betekent veel veranderingen op allerlei gebieden, ook op het gebied van vrijheid en politieke invloed voor de burgers. Absolutisme betekent alle macht in handen van de vorst. Deze twee ideeën gaan niet echt samen.
Slide 34 - Slide
Huiswerk 2 t/m 4
Slide 35 - Slide
Opdracht 2
Een verlicht vorst is een koning die goed voor zijn volk wil zorgen, maar het volk geen politieke invloed wil geven.
Slide 36 - Slide
Opdracht 3
Adel: was boos omdat zij hun onderdanen (lijfeigenen waren een soort slaven) kwijtraakten en nu niemand meer hadden om op het land te werken
Slide 37 - Slide
Opdracht 3
2. de Kerk: de Kerk bezat ook veel grond waar de lijfeigenen aan verbonden waren, nu dit werd afgeschaft had de Kerk ook niemand meer om de grond te bewerken
Slide 38 - Slide
Opdracht 3
3. Boeren: deze groep was boos omdat ze bang waren dat de vrijgelaten lijfeigenen hun land gingen inpikken om zelf een stuk land te gaan verbouwen. Ze wilden het land niet verdelen.
Slide 39 - Slide
Opdracht 4
a. Een verlicht vorst vindt dat de kerk net zo is als een andere organisatie en wil ook het bijgeloof van de Kerk afschaffen. Godsdienst is iets persoonlijks. Een absoluut vorst baseert zijn macht op de steun van de kerk.
Slide 40 - Slide
Opdracht 4
b. Nee, een verlicht vorst zou geen voorstander zijn want als mensen te veel vrijheid van meningsuiting zouden hebben, dan kunnen ze ook kritiek geven om zijn macht. Dat wil een verlicht vorst niet. Hij wil alle macht in handen hebben.
Slide 41 - Slide
Hervormingen in Pruisen en elders
Frederiks koningschap is een voorbeeld van verlicht absolutisme:
Hij voerde zijn hervormingen door met de bedoeling de samenleving te verbeteren volgens de ideeën van verlichte denkers.
Frederik: eerste dienaar van de staat i.p.v. Droit divin
Alles VOOR het volk, maar niets DOOR het volk!
Slide 42 - Slide
Grenzen aan de hervormingen
Hij schafte het lijfeigenschap niet af.
De adel, die alle hoge functies in het leger bekleedde, moest hij namelijk te vriend houden!
keizer Jozef II van Oostenrijk, schafte de lijfeigenschap wel af.
Verlicht absolutisme bracht vooruitgang (onderwijs, rechtspraak etc.), maar werden voorrechten van adel en kerk niet afgeschaft.
Slide 43 - Slide
Tijdschriften, koffiehuizen en genootschappen
Nieuwe tijdschriften ontstonden met als doel om hun lezers op te voeden tot rationele en beschaafde burgers.
informatie doorgeven in koffiehuizen, verenigingen (= genootschappen), salons
In de 18e eeuw ontstond zo een publieke opinie: een verzameling van meningen als gevolg van discussies onder de burgers.
Slide 44 - Slide
Regeringen reageren verschillend
In Frankrijk was er weinig vrijheid door Ancien régime (het oude systeem met de macht voor de koning)
Verlichte filosofen hadden veel kritiek op het Ancien Régime
In Frankrijk was veel censuur
Om censuur te ontduiken bedachten filosofen verhalen of lieten ze de boeken ergens anders drukken
In de Republiek was wel persvrijheid en werden veel boeken gedrukt en vertaald.
Slide 45 - Slide
Slide 46 - Slide
Verlichting is een gevolg van ...
A
wetenschappelijke revolutie
B
feodalisme
C
de Reformatie
D
plantagekoloniën
Slide 47 - Quiz
Rationalisme is
A
onderzoek door waarneming
B
aannemen wat er in de bijbel staat
C
aannemen wat de klassieken schrijven
D
onderzoek door logisch nadenken
Slide 48 - Quiz
Verlichting houdt in
A
een kritische houding tegenover geloof en traditie
B
een kritische houding tegenover rationeel denken
C
een kritische houding tegenover logisch denken
D
een kritische houding tegenover empirisme
Slide 49 - Quiz
In welke eeuw ontstaat de Verlichting ?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw
Slide 50 - Quiz
Het volgende begrip past het best bij de Verlichting...
A
verstand
B
Renaissance
C
ontdekkingsreizen
D
Grieken
Slide 51 - Quiz
Welke persoon hoort niet bij Verlichting?
A
Voltaire
B
John Locke
C
Rousseau
D
Filips II
Slide 52 - Quiz
Wat is de juiste combinatie?
A
Voltaire-volkssoevereiniteit
B
Locke- godsdienstvrijheid
C
Rousseau-trias politica
D
Montesquieu-trias politica
Slide 53 - Quiz
Montesquieu is verantwoordelijk voor een briljant verlichtingsidee. Welk?
A
Liberalisme
B
Afschaffen slavernij
C
Trias politica
D
Franse revolutie
Slide 54 - Quiz
Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu
Slide 55 - Quiz
Bij Verlichting past het volgende begrip...
A
oorlog
B
gelijkheid
C
absolutisme
D
socialisme
Slide 56 - Quiz
De volgende denker past bij de Verlichting...
A
Karl Marx
B
Rousseau
C
Voltaire
D
Lodewijk XIV
Slide 57 - Quiz
Wat is het mechanistisch wereldbeeld?
A
God heeft de wereld niet geschapen, en is daarna ook niet actief
B
God heeft de wereld niet geschapen, maar daarna actief
C
God heeft de wereld geschapen, maar daarna niet meer actief
D
God heeft de wereld geschapen, en blijft daarna actief
Slide 58 - Quiz
Wat is het absolutisme?
A
De koning heeft alle macht en hoeft enkel verantwoording af te leggen aan God
B
De koning heeft alle macht, ministers zijn er om te adviseren
C
De koning laat de adel in Versailles wonen om zo zijn macht uit te oefenen
D
De koning kan alleen beslissen om oorlogen te voeren
Slide 59 - Quiz
Welke uitspraak past het beste bij het verlicht absolutisme?
A
'De staat dat ben ik"
B
'Mijn macht heb ik van God gekregen'
C
'Alles voor het volk, niets door het volk'
D
'Wie tegen mijn macht ingaat, gaat tegen God in"
Slide 60 - Quiz
Verlicht absolutisme heeft het meeste te maken met:
A
politiek
B
economie
C
cultuur
D
religie
Slide 61 - Quiz
Met het Ancien Regime wordt bedoeld
A
De regering van vóór de Franse Revolutie
B
Het verlicht absolutisme
C
De oude regering met absoluut koning en standenmaatschappij
D
De bestuurswijze in De Republiek
Slide 62 - Quiz
Zet de volgende gebeurtenissen op de juiste volgorde van tijd in de tijdbalk:
1
2
3
4
5
Verlicht absolutisme
Rationeel optimisme
Verlichting
Renaissance
Wetenschappelijke revolutie
Slide 63 - Drag question
Welk persoon hoort niet bij het verlicht absolutisme?
A
Jozef II van Oostenrijk
B
Catharina II van Rusland
C
Frederik de Grote van Pruissen
D
Lodewijk XIV van Frankrijk
Slide 64 - Quiz
Niet Verlicht
Verlicht
Standensamenleving
Gelijke rechten
Geloofsvervolging
Absolutisme
Inspraak van burgers
Volkssoevereiniteit
Mercantilisme
Godsdiensttolerantie
Slide 65 - Drag question
Wat hoort niet bij het Ancien Regime?
A
Iedereen betaalt belasting
B
Absolutisme
C
Ongelijkheid en onvrijheid
D
Standenmaatschappij
Slide 66 - Quiz
Verlichting
Ancien Regime
rationalisme
traditie
gelijkwaardigheid
Trias Politica
onderzoek en experiment
standenmaatschappij
absolutisme
natuurrechten
Slide 67 - Drag question
Verlichting
Ancien Regime
rationalisme
traditie
maakbare samenleving
verheffing van volksklasse
gelijkwaardigheid
vastleggen rechten en plichten
volkssoevereiniteit
onderzoek en experiment
standenmaatschappij
oligarchie
absolutisme
stadhouder en regentenkliek
pruik
Slide 68 - Drag question
8.3 Burgers aan de macht
1. Amerikaanse Revolutie
2. Bataafse Revolutie
3. Franse Revolutie
Slide 69 - Slide
1. Amerikaanse Revolutie
"Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend dat alle mensen als gelijken worden geschapen, dat zij van hun schepper onvervreemdbare rechten hebben gekregen zoals het recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk."
Slide 70 - Slide
Slide 71 - Video
Noord-Amerika
13 Britse koloniën in Noord-Amerika
Elke kolonie vocht tot 1783 voor onafhankelijkheid
Elke Amerikaanse kolonie stelt eigen grondwet
1787 wordt het een federale staat Verenigde Staten
De Verenigde Staten wordt een representatieve democratie en alle staatsburgers (witte mannen met bezit) mogen stemmen. In 1791 worden grondrechten vastgesteld zoals vrijheid van meningsuiting, geloof en drukpers.
Slide 72 - Slide
Wat zijn de oorzaken?
Geïnspireerd door de Verlichting
Kolonien waren al gewend aan zelfbestuur en religieuze vrijheid
Groot-Brittannië probeerde winst te halen uit de kolonie door belastingen te heffen
kolonisten richtten burgermilities in 'No taxation, without representation'
Slide 73 - Slide
Slide 74 - Video
Zelf aan de slag
Lezen bladzijde 150
maken vragen 1 t/m 3
Slide 75 - Slide
8.3 Burgers aan de macht
Bataafse Revolutie
Slide 76 - Slide
Mislukte revolutie?
Republiek deed ook een poging
Regenten aan de macht, maar het leek op een monarchie (macht onderling verdeeld)
kritische burgers noemen zich patriotten
N.a.v. de oorlog met Engeland verzamelen de patriotten in burgermilities, maar falen
Slide 77 - Slide
Patriotten vs Orangisten
burgers meer macht
regenten blijven de baas
Leider: Joan Derk van den Capellen
leider: Stadhouder Willem V
aanhangers Patriotten
aanhangers stadhouder
Verlichters
richting absolutisme
burgermilities
leger stadhouder
Slide 78 - Slide
Slide 79 - Video
Zelf aan de slag
maken opdrachten 4 t/m 6 bladzijde 152
Slide 80 - Slide
Slide 81 - Video
Franse Revolutie 1789-1799
Oorzaken:
feodale standensamenleving
adel en geestelijkheid hadden voorrechten
1789, Franse economie gaat slecht en de Staten-Generaal wordt bijeen geroepen
Slide 82 - Slide
Nationale Vergadering
Derde stand roept Nationale Vergadering uit
Eerstefase van de revolutie
Verklaringen van de rechten van de mens en burger aangenomen
afschaffing privileges
1791 nieuwe wet, macht bij rijke burgers en koning als uitvoerendemacht
Slide 83 - Slide
Revolutie raast voort
Frankrijk verdeeld en onrustig
radicale revolutionairen grijpen de macht in 1792
begin 'Terreur' en dood van veel burgers en koning
Strijd tegen veel andere landen om Franse Revolutie te verdedigen
Nederland in Franse handen
Slide 84 - Slide
Slide 85 - Video
Laatste fase
1794 radicalen komen ten val
1795 weer een nieuwe wet die rijken de macht geeft, maar afhankelijk is van het leger
1799 kans voor Napoleon om macht over te nemen
Slide 86 - Slide
8.4 Vrijheid, ook voor slaven?
Slide 87 - Slide
Zelf aan de slag
Bestuderen casus op blz 155
maken vraag 1 t/m 3
Slide 88 - Slide
Plantage-koloniën
In het zuiden van de VS en koloniën in het Caribisch gebied.
(Warmere gedeelten waar de plantageproducten goed verbouwd konden worden).
Overzeese grote landbouwbedrijven waar slaven werden ingezet om exportgewassen te verbouwen (katoen, koffie, suiker etc.)
Slide 89 - Slide
Slide 90 - Video
De trans-Atlantische slavenhandel aan de hand van de driehoekshandel.
(1) Tot slaaf gemaakten Afrikanen werden op de westkust ingeruild tegen nijverheidsproducten. (textiel, wapens)
(2) Deze slaven werden verscheept naar plantage kolonienin Noord-, midden- en zuid-Amerika.
(3) Katoen, koffie, thee en suiker werd vanaf koloniën naar Europa gebracht.
Slide 91 - Slide
Slide 92 - Slide
Slide 93 - Slide
Slide 94 - Slide
Nederlandse slavenhandel
WIC gaat in 1648 over op Transatlantischeslavenhandel
5% van de slaven door Nederlandse schepen vervoerd
Nederland vooral rijk geworden van plantageproducten, gedaan door slavenarbeid
Slide 95 - Slide
Slavernij goed praten
In Europa verboden maar niet in de Europese koloniën
de Republiek eerst geen slavenhandel, later wel
religieuze argument: Cham, een zoon van Noach, werd vervloekt door Noach. Mensen uit Afrika stamden af van Cham, dus moesten knechten zijn
sociaal argument: Mensen uit Afrika waren heiden en onbeschaafd
historisch argument: In Afrika bestond al lang slavenhandel, dus het mocht
Slide 96 - Slide
Afschaffing van de slavernij
Eind 18de eeuw verzet tegen slavernij
Verlichting zorgt voor veranderend denkbeeld
Revolutie op Haïti is eerste opstand van slaven die slaagt
Schrijvers en journalisten zetten zich in voor afschaffing
Abolitionisten
1 juli 1863 slavernij afgeschaft
Maar... moeizaam, in Suriname nog verplicht 10 jaar voor de baas blijven werken
Slide 97 - Slide
Abolitionisme
De stroming om de slavernij af te schaffen
Succesvol:
1794: Frankrijk schaft slavernij af (Napoleon heeft dit teruggedraaid)
1807: Groot-Brittannië: Verbiedt slavenhandel
1833: Groot-Brittannië: Afschaffing slavernij
1863: Amerika: Afschaffing slavernij
1863: Nederland: Afschaffing slavernij
Slide 98 - Slide
Situatie Amerika
De VS was één van de eerste landen waar slavernij in opspraak kwam. Waarom?
Noord (tegen) vs Zuid (voor)
1852 Harriet Beecher Stowe: Hut van oom Tom
Spanningen lopen hoog op en resulteren in bloedige burgeroorlog (1861-1865)
Uitkomst: afschaffing slavernij op 1 juli 1863
Slide 99 - Slide
Slide 100 - Video
H 9 Industriële revolutie
Slide 101 - Slide
Industriële Revolutie
1750-1900
Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
De verandering noemen we de Industriële Revolutie
Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.
Slide 102 - Slide
Slide 103 - Video
Engeland rond 1700
Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
80% woonde op het platteland
De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.
Het Britse Rijk omstreeks 1700
Slide 104 - Slide
Groei economie
hogere opbrengsten landbouw door nieuwe uitvindingen
bevolkingstoename door meer voedsel en betere hygiëne
koloniën zorgen voor nieuwe grondstoffen en afzetgebieden
huisnijverheid niet meer voldoende
Slide 105 - Slide
Bevolkingstoename
Slide 106 - Slide
Britse Rijk van 1650 -1945
Slide 107 - Slide
Huisnijverheid: het thuis maken van producten voor extra inkomsten
Slide 108 - Slide
Slide 109 - Slide
Machines worden te groot om in huis te hebben en worden naar grote hallen verplaatst
Slide 110 - Slide
van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken
Slide 111 - Slide
Stoommachine
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.
Slide 112 - Slide
Veranderingen door
de stoommachine
Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water
Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.
Slide 113 - Slide
Hoogovens
Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.
Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren
Slide 114 - Slide
Zelf aan de slag
lezen blz 165 en 166
maken opdrachten 5 t/m 7
Slide 115 - Slide
sociale veranderingen
arbeidersklasse ontstaan met slechte werk- en woonomstandigheden
vrouwen en kinderen ook aan het werk
ongeschoold
Slide 116 - Slide
Slide 117 - Video
Kapitalisme
doel: zoveel mogelijk winst maken
handelskapitalisme: winst maken door handel
Industrieel kapitalisme: winst maken door zelf te produceren
Slide 118 - Slide
Adam Smith
boek geschreven: The Wealth of Nations in 1776
kritiek op het mercantilisme -> weg met de beschermende economische maatregelen van de regeringen
wil een zo groot mogelijke economische vrijheid
Slide 119 - Slide
Economisch liberalisme
overheid niet bemoeien met de economie
'onzichtbare hand' regelt alles
door concurrentie worden mensen gedwongen betere producten te maken
Slide 120 - Slide
Economisch liberalisme
vanaf 1835 worden in Engeland, als eerste land in Europa, de gilden afgeschaft waardoor concurrentie mogelijk was.
weinig bescherming voor de arbeiders
welvaart steeg enorm
Slide 121 - Slide
Slide 122 - Video
9.2 Nationalisme
Liefde voor eigen volk
elk volk heeft een gemeenschappelijke geschiedenis, taal en cultuur
belangrijk om in 1 staat te leven
Slide 123 - Slide
Slide 124 - Video
Oorzaken nationalisme
politiek & cultureel
politieke veranderingen: Tijdens de democratische revoluties voelden mensen zich geen onderdaan meer van een vorst, maar een burger
mensen voelden zich onderling verbonden en lid van een gemeenschap die sterk moest staan tegen vijanden
cultureel nationalisme: Dichters, schilders, beeldhouwers, onderwijs brachten de roemrijke daden van hun zogenaamde voorouders in beeld
Slide 125 - Slide
nieuwe staten ontstaan
Duitsland was voor 1870 een verbond van losse staatjes
burgers willen 1 groot sterk Duitsland
Otto von Bismarck gaat daarvoor zorgen: ''Blut und Eisen''
Slide 126 - Slide
nieuwe staten ontstaan
Ook Italie was een losse verzameling van staatjes
in 1871 komt hier ook een nieuw land
Guiseppe Garibaldi was de grote leider van de nationalistische beweging
Slide 127 - Slide
nieuwe staten ontstaan
vanaf 1815 bestaat het Koninkrijk der Nederlanden uit Nederland, België, Luxemburg, gebieden in de West en gebieden in de Oost
België voelt zich uitgebuit door de Nederlandse koning Willem I
België had een andere geschiedenis, andere taal en andere cultuur -> 1830 onafhankelijk van Nederland
Slide 128 - Slide
Slide 129 - Video
oude staten vallen uit elkaar
Ottomaanse rijk brokkelt langzaam af
landen willen eigen staten hebben
eerste is Griekenland die zich in 1829 losmaakt van het Ottomaanse Rijk
Slide 130 - Slide
Gevolgen van het nationalisme
Door het ontstaan van vaderlandslievende gevoelens kwamen staten tegenover elkaar te staan.
Ook bij de verovering van koloniale rijken concurreerden de Europese staten met elkaar.
Dat leidde uiteindelijk tot grote internationale spanningen en oorlog (bijvoorbeeld: Frans-Duitse oorlog 1870/1871 en de Eerste Wereldoorlog)
Slide 131 - Slide
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 132 - Quiz
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 133 - Quiz
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 134 - Quiz
Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten
Slide 135 - Quiz
Het denken van de schotse filosoof Adam Smith met zijn vrije markteconomie is een voorbeeld van;
A
Communisme
B
Mercantilisme
C
Liberalisme
D
Socialisme
Slide 136 - Quiz
Welke bewering over de afbeelding is juist?
A
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen waren er nog geen fabrieken die het werk van de molens overnamen.
B
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen werd de windmolen uitgevonden en rond de steden neergezet.
C
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen begon de industrialisatie van
Nederland met het gebruik van de windmolen.
D
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen stapten de fabrikanten over op goedkope en milieuvriendelijke aandrijfkracht.
Slide 137 - Quiz
10 Wie was de Pruisische kanselier?
A
Napoleon III
B
Wilhelm II
C
Otto von Bismarck
D
Frans-Jozef
Slide 138 - Quiz
In welke beroepen begon de Industriële revolutie?
A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 139 - Quiz
Met welke bedoeling is deze ansichtkaart waarschijnlijk gemaakt?
A
De directie was trots op de fotografische techniek.
B
De directie was trots op de moderne fabriek.
C
De directie wilde protesteren tegen de onveilige werksituatie.
Slide 140 - Quiz
De eerste fabrieken werden gebouwd...
A
Op grote industrieterreinen
B
Bij snel stromende rivieren
C
Dichtbij de steden
D
In de kolonies
Slide 141 - Quiz
Waar leefde de meeste mensen voor de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken
Slide 142 - Quiz
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 143 - Quiz
1 Wat betekent nationalisme?
A
Verering van het leger
B
Voorliefde voor het eigen volk
C
Veelvolkerenstaat
Slide 144 - Quiz
2 Waardoor raakte de Duitse staten alsnog verenigd?
A
Bismarck kreeg ruzie met Oostenrijk
B
Pruisen en Duitsland kregen oorlog
C
Frankrijk viel Pruisen aan
D
De Fransen vermoordden de Duitse koning
Slide 145 - Quiz
3 Wat was GEEN grote mogendheid na de nederlaag van Napoleon in 1815?
A
Rusland
B
Pruisen
C
Ottomaanse rijk
D
Polen
Slide 146 - Quiz
5 Wat was het gevolg van het verlangen naar een natiestaat?
A
De vrede in Europa hield stand
B
Er braken opstanden uit en er ontstonden nieuwe staten
C
Er braken opstanden uit maar het vormen van nieuwe staten mislukte
D
De Duitse keizer werd vermoord
Slide 147 - Quiz
6 Wanneer scheiden de Belgen zich af van Nederland?
A
1815
B
1830
C
1839
D
1856
Slide 148 - Quiz
Uitbouw van Europese overheersing, met name in de vorm van ..1.. en de daarmee verbonden ..2.. en de opkomst van ..3..