De Verlichting en Industriële revolutie

hoofdstuk 8
1 / 155
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisSecondary Education

This lesson contains 155 slides, with interactive quizzes, text slides and 17 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

hoofdstuk 8

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

vraag 1
  • a. Voltaire maakt de kerk belachelijk door bijvoorbeeld te te zeggen dat theologen belachelijke adviezen geven aan de mensen. 
  •  b. Voltaire heeft voor een satirisch verhaal gekozen om te spotten met de kerk en dat de kerk er belachelijke ideeën er op na houdt over een straf van God. Maar dit kan je niet zo maar zeggen want anders word je gestraft door de kerk. 

Slide 13 - Slide

vraag 1 vervolg
  • c. Voltaire bedoelde met bijgeloof dat mensen niet willen geloven in een natuurverschijnsel dat goed te verklaren is, maar wel in dingen die je niet kan bewijzen.

Slide 14 - Slide

vraag 2
  • a. Ja, de kerk zou de ideeën gevaarlijk vinden want Voltaire ondermijnde het gezag van de kerk door zo de spot met ze te drijven
  • b. De koningen steunden de kerk en de kerk steunden de koningen, dus zij zullen niet blij zijn geweest met het verhaal van Voltaire. Dit tast ook hun macht aan. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Adam Smith
  • Mensen streven altijd eigen voordeel na
  • Vrije economie 
  • Wet van vraag en aanbod zorgt als een onzichtbare hand voor zo groot mogelijke voorspoed

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Voltaire

  • God bemoeit zich niet met de wereld 
  • want wonderen zijn in strijd met de wetten van de natuur.

  • deïsme

Slide 19 - Slide

John Locke
  • Macht van koningen en regeringen komt niet van God
  • Maar van de burgers die een Sociaal contract sluiten met de koning
  • Veiligheid, leven, vrijheid, bezit

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Jean-Jacques Rousseau 
(1712 - 1778)
  • Volkssoevereiniteit
  • Regering moet de "algemene wil" uitvoeren
  • Volksvergadering

  • Beschaving heeft gezorgd voor ongelijkheid

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

0

Slide 24 - Video

Zelf aan de slag
  • lezen bladzijde 143
  • maken 6, 7, 8
  • als je klaar ben, maken vraag 10, 13
  • alles wat niet af is, is huiswerk

Slide 25 - Slide

Zelf aan de slag
  • lezen bladzijde 142 
  •  maken vraag 3 en 4 
  • als je klaar bent, lees bladzijde 143
  • maken vraag 6, 7, 8
  • alles wat niet af is, is huiswerk

Slide 26 - Slide

vraag 10
  • Doordat het grote publiek meer onderzoek te zien krijgt, komen zij in aanraking met meer kennis. Precies wat de Verlichters graag willen. Meer kennis = meer rationalisme 

Slide 27 - Slide

vraag 13
  • Bron 5 gaat over een voor gewone mensen onverklaarbare situatie, namelijk dat het garnalen regent. De meester legt echter uit dat het door een natuurverschijnsel, een windhoos, kwam en dus rationeel te verklaren. Dit past bij de Verlichting. 

Slide 28 - Slide

8.2 Vorsten en Verlichting

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Opdracht
  • lees Casus over de Vorst en de Filosoof, bladzijde  145
  • Maak vraag 1 a tm c
  • huiswerk: afhebben 1 b, c, 2 t/m 4

Slide 31 - Slide

Bespreken opdracht 1
  • a. De daad die het beste past bij een Verlicht vorst is de oprichting van de Wetenschappelijke Academie, want hier kan het volk profiteren van kennis wat bij de Verlichting past. 

Slide 32 - Slide

Bespreken opdracht 1
  • b. In deze zin zegt Voltaire eigenlijk dat Frederik II wel veranderingen wil doen op gebied van onderwijs en kennis, maar hij wil geen veranderingen op het gebied van zijn machtspositie.  

Slide 33 - Slide

Bespreken opdracht 1
  • c. Verlicht betekent veel veranderingen op allerlei gebieden, ook op het gebied van vrijheid en politieke invloed voor de burgers. Absolutisme betekent alle macht in handen van de vorst. Deze twee ideeën gaan niet echt samen.  

Slide 34 - Slide

Huiswerk 2 t/m 4

Slide 35 - Slide

Opdracht 2

Een verlicht vorst is een koning die goed voor zijn volk wil zorgen, maar het volk geen politieke invloed wil geven. 

Slide 36 - Slide

Opdracht 3
  1. Adel: was boos omdat zij hun onderdanen (lijfeigenen waren een soort slaven) kwijtraakten en nu niemand meer hadden om op het land te werken

Slide 37 - Slide

Opdracht 3
2. de Kerk: de Kerk bezat ook veel grond waar de lijfeigenen aan verbonden waren, nu dit werd afgeschaft had de Kerk ook niemand meer om de grond te bewerken

Slide 38 - Slide

Opdracht 3
3. Boeren: deze groep was boos omdat ze bang waren dat de vrijgelaten lijfeigenen hun land gingen inpikken om zelf een stuk land te gaan verbouwen. Ze wilden het land niet verdelen. 

Slide 39 - Slide

Opdracht 4
  • a. Een verlicht vorst vindt dat de kerk net zo is als een andere organisatie en wil ook het bijgeloof van de Kerk afschaffen. Godsdienst is iets persoonlijks. Een absoluut vorst baseert zijn macht op de steun van de kerk.  

Slide 40 - Slide

Opdracht 4
b. Nee, een verlicht vorst zou geen voorstander zijn want als mensen te veel vrijheid van meningsuiting zouden hebben, dan kunnen ze ook kritiek geven om zijn macht. Dat wil een verlicht vorst niet. Hij wil alle macht in handen hebben. 

Slide 41 - Slide

Hervormingen in Pruisen en elders
  • Frederiks koningschap is een voorbeeld van verlicht absolutisme:
  1. Hij voerde zijn hervormingen door met de bedoeling de samenleving te verbeteren volgens de ideeën van verlichte denkers.
  2.  Frederik:  eerste dienaar van de staat i.p.v. Droit divin
  3. Alles VOOR het volk, maar niets DOOR het volk!

Slide 42 - Slide

Grenzen aan de hervormingen

  • Hij schafte het lijfeigenschap niet af.
  • De adel, die alle hoge functies in het leger bekleedde, moest hij namelijk te vriend houden!
  • keizer Jozef II van Oostenrijk, schafte de lijfeigenschap wel af. 
  • Verlicht absolutisme bracht vooruitgang (onderwijs, rechtspraak etc.), maar werden voorrechten van adel en kerk niet afgeschaft.

Slide 43 - Slide

Tijdschriften, koffiehuizen en genootschappen
  • Nieuwe tijdschriften ontstonden met als doel om hun lezers op te voeden tot rationele en beschaafde burgers.
  • informatie doorgeven in koffiehuizen, verenigingen (= genootschappen), salons
  • In de 18e eeuw ontstond zo een publieke opinie: een verzameling van meningen als gevolg van discussies onder de burgers.

Slide 44 - Slide

Regeringen reageren verschillend
  • In Frankrijk was er weinig vrijheid door Ancien régime (het oude systeem met de macht voor de koning)
  • Verlichte filosofen hadden veel kritiek op het Ancien Régime
  • In Frankrijk was veel censuur
  • Om censuur te ontduiken bedachten filosofen verhalen of lieten ze de boeken ergens anders drukken
  • In de Republiek was wel persvrijheid en werden veel boeken gedrukt en vertaald. 

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Verlichting is een gevolg van
...
A
wetenschappelijke revolutie
B
feodalisme
C
de Reformatie
D
plantagekoloniën

Slide 47 - Quiz

Rationalisme is
A
onderzoek door waarneming
B
aannemen wat er in de bijbel staat
C
aannemen wat de klassieken schrijven
D
onderzoek door logisch nadenken

Slide 48 - Quiz

Verlichting houdt in
A
een kritische houding tegenover geloof en traditie
B
een kritische houding tegenover rationeel denken
C
een kritische houding tegenover logisch denken
D
een kritische houding tegenover empirisme

Slide 49 - Quiz

In welke eeuw ontstaat de Verlichting ?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 50 - Quiz

Het volgende begrip past het best bij de Verlichting...
A
verstand
B
Renaissance
C
ontdekkingsreizen
D
Grieken

Slide 51 - Quiz

Welke persoon hoort niet bij Verlichting?
A
Voltaire
B
John Locke
C
Rousseau
D
Filips II

Slide 52 - Quiz

Wat is de juiste combinatie?
A
Voltaire-volkssoevereiniteit
B
Locke- godsdienstvrijheid
C
Rousseau-trias politica
D
Montesquieu-trias politica

Slide 53 - Quiz

Montesquieu is verantwoordelijk voor een briljant verlichtingsidee. Welk?
A
Liberalisme
B
Afschaffen slavernij
C
Trias politica
D
Franse revolutie

Slide 54 - Quiz

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 55 - Quiz

Bij Verlichting past het volgende begrip...
A
oorlog
B
gelijkheid
C
absolutisme
D
socialisme

Slide 56 - Quiz

De volgende denker past bij de Verlichting...
A
Karl Marx
B
Rousseau
C
Voltaire
D
Lodewijk XIV

Slide 57 - Quiz

Wat is het mechanistisch wereldbeeld?
A
God heeft de wereld niet geschapen, en is daarna ook niet actief
B
God heeft de wereld niet geschapen, maar daarna actief
C
God heeft de wereld geschapen, maar daarna niet meer actief
D
God heeft de wereld geschapen, en blijft daarna actief

Slide 58 - Quiz

Wat is het absolutisme?
A
De koning heeft alle macht en hoeft enkel verantwoording af te leggen aan God
B
De koning heeft alle macht, ministers zijn er om te adviseren
C
De koning laat de adel in Versailles wonen om zo zijn macht uit te oefenen
D
De koning kan alleen beslissen om oorlogen te voeren

Slide 59 - Quiz

Welke uitspraak past het beste bij het verlicht absolutisme?
A
'De staat dat ben ik"
B
'Mijn macht heb ik van God gekregen'
C
'Alles voor het volk, niets door het volk'
D
'Wie tegen mijn macht ingaat, gaat tegen God in"

Slide 60 - Quiz

Verlicht absolutisme heeft het meeste te maken met:
A
politiek
B
economie
C
cultuur
D
religie

Slide 61 - Quiz

Met het Ancien Regime wordt bedoeld
A
De regering van vóór de Franse Revolutie
B
Het verlicht absolutisme
C
De oude regering met absoluut koning en standenmaatschappij
D
De bestuurswijze in De Republiek

Slide 62 - Quiz

Zet de volgende gebeurtenissen op de juiste volgorde van tijd in de tijdbalk:
1
2
3
4
5
Verlicht absolutisme
Rationeel optimisme
Verlichting
Renaissance
Wetenschappelijke revolutie

Slide 63 - Drag question

Welk persoon hoort niet bij het verlicht absolutisme?
A
Jozef II van Oostenrijk
B
Catharina II van Rusland
C
Frederik de Grote van Pruissen
D
Lodewijk XIV van Frankrijk

Slide 64 - Quiz

Niet Verlicht
Verlicht
Standensamenleving
Gelijke rechten
Geloofsvervolging
Absolutisme
Inspraak van burgers
Volkssoevereiniteit
Mercantilisme
Godsdiensttolerantie

Slide 65 - Drag question

Wat hoort niet bij het Ancien Regime?
A
Iedereen betaalt belasting
B
Absolutisme
C
Ongelijkheid en onvrijheid
D
Standenmaatschappij

Slide 66 - Quiz

Verlichting
Ancien Regime
rationalisme

traditie
gelijkwaardigheid
Trias Politica 
onderzoek en experiment

standenmaatschappij

absolutisme
natuurrechten 

Slide 67 - Drag question

Verlichting
Ancien Regime
rationalisme
traditie
maakbare samenleving
verheffing van volksklasse
gelijkwaardigheid
vastleggen rechten en plichten 
volkssoevereiniteit
onderzoek en experiment
standenmaatschappij
oligarchie
absolutisme
stadhouder en regentenkliek
pruik

Slide 68 - Drag question

8.3 Burgers aan de macht




1. Amerikaanse Revolutie
2. Bataafse Revolutie
3. Franse Revolutie

Slide 69 - Slide

1. Amerikaanse Revolutie
"Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend dat alle mensen als gelijken worden geschapen, dat zij van hun schepper onvervreemdbare rechten hebben gekregen zoals het recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk."

Slide 70 - Slide

Slide 71 - Video

Noord-Amerika
  • 13 Britse koloniën in Noord-Amerika 
  • Elke kolonie vocht tot 1783 voor onafhankelijkheid 
  • Elke Amerikaanse kolonie stelt eigen grondwet 
  • 1787 wordt het een federale staat Verenigde Staten
De Verenigde Staten wordt een representatieve democratie en alle staatsburgers (witte mannen met bezit) mogen stemmen. In 1791 worden grondrechten vastgesteld zoals vrijheid van meningsuiting, geloof en drukpers.

Slide 72 - Slide

Wat zijn de oorzaken?
  • Geïnspireerd door de Verlichting
  • Kolonien waren al gewend aan zelfbestuur en religieuze vrijheid
  • Groot-Brittannië probeerde winst te halen uit de kolonie door belastingen te heffen
  • kolonisten richtten burgermilities in 'No taxation, without representation'

Slide 73 - Slide

Slide 74 - Video

Zelf aan de slag




Lezen bladzijde 150
maken vragen 1 t/m 3 

Slide 75 - Slide

8.3 Burgers aan de macht
Bataafse Revolutie

Slide 76 - Slide

Mislukte revolutie?
  • Republiek deed ook een poging
  • Regenten aan de macht, maar het leek op een monarchie (macht onderling verdeeld)
  • kritische burgers noemen zich patriotten
  • N.a.v. de oorlog met Engeland verzamelen de patriotten in burgermilities, maar falen

Slide 77 - Slide

Patriotten vs Orangisten
burgers meer macht
regenten blijven de baas
Leider: Joan Derk van den Capellen
leider: Stadhouder Willem V
aanhangers Patriotten
aanhangers stadhouder
Verlichters
richting absolutisme
burgermilities
leger stadhouder

Slide 78 - Slide

Slide 79 - Video




Zelf aan de slag



maken opdrachten 4 t/m 6 bladzijde 152

Slide 80 - Slide

Slide 81 - Video

Franse Revolutie 1789-1799
Oorzaken:
  • feodale standensamenleving
  • adel en geestelijkheid hadden voorrechten
  • 1789, Franse economie gaat slecht en de Staten-Generaal wordt bijeen geroepen

Slide 82 - Slide

Nationale Vergadering
  • Derde stand roept Nationale Vergadering uit 
  • Eerste fase van de revolutie
  • Verklaringen van de rechten van de mens en burger aangenomen
  • afschaffing privileges
  • 1791 nieuwe wet, macht bij rijke burgers en koning als uitvoerende macht

Slide 83 - Slide

Revolutie raast voort
  • Frankrijk verdeeld en onrustig
  • radicale revolutionairen grijpen de macht in 1792
  • begin 'Terreur' en dood van veel burgers en koning 
  • Strijd tegen veel andere landen om Franse Revolutie te verdedigen
  • Nederland in Franse handen

Slide 84 - Slide

Slide 85 - Video

Laatste fase
  •  1794 radicalen komen ten val
  • 1795 weer een nieuwe wet die rijken de macht geeft, maar afhankelijk is van het leger
  • 1799 kans voor Napoleon om macht over te nemen

Slide 86 - Slide

8.4 Vrijheid, ook voor slaven?

Slide 87 - Slide

Zelf aan de slag
Bestuderen casus op blz 155
maken vraag 1 t/m 3

Slide 88 - Slide

Plantage-koloniën
  • In het zuiden van de VS en koloniën in het Caribisch gebied.
(Warmere gedeelten waar de plantageproducten goed verbouwd konden worden). 

  • Overzeese grote landbouwbedrijven waar slaven werden ingezet om exportgewassen te verbouwen (katoen, koffie, suiker etc.)

Slide 89 - Slide

Slide 90 - Video

De trans-Atlantische slavenhandel aan de hand van de driehoekshandel. 

(1) Tot slaaf gemaakten Afrikanen werden op de westkust ingeruild tegen nijverheidsproducten. (textiel, wapens)

(2) Deze slaven werden verscheept naar plantage kolonien in Noord-, midden- en zuid-Amerika.  

(3) Katoen, koffie, thee en suiker werd vanaf koloniën  naar Europa gebracht. 

Slide 91 - Slide

Slide 92 - Slide

Slide 93 - Slide

Slide 94 - Slide

Nederlandse slavenhandel
  • WIC gaat in 1648 over op Transatlantische slavenhandel
  • 5% van de slaven door Nederlandse schepen vervoerd
  • Nederland vooral rijk geworden van plantageproducten, gedaan door slavenarbeid 

Slide 95 - Slide

Slavernij goed praten
  • In Europa verboden maar niet in de Europese koloniën
  • de Republiek eerst geen slavenhandel, later wel
  •  religieuze argument: Cham, een zoon van Noach, werd vervloekt door Noach. Mensen uit Afrika stamden af van Cham, dus moesten knechten zijn
  • sociaal argument: Mensen uit Afrika waren heiden en onbeschaafd
  • historisch argument: In Afrika bestond al lang slavenhandel, dus het mocht

Slide 96 - Slide

Afschaffing van de slavernij

Eind 18de eeuw verzet tegen slavernij

  • Verlichting zorgt voor veranderend denkbeeld
  • Revolutie op Haïti is eerste opstand van slaven die slaagt
  • Schrijvers en journalisten zetten zich in voor afschaffing
  • Abolitionisten
  • 1 juli 1863 slavernij afgeschaft
  • Maar... moeizaam, in Suriname nog verplicht 10 jaar voor de baas blijven werken

Slide 97 - Slide

Abolitionisme
De stroming om de slavernij af te schaffen
Succesvol:
  • 1794: Frankrijk schaft slavernij af (Napoleon heeft dit teruggedraaid)
  • 1807: Groot-Brittannië:  Verbiedt slavenhandel
  • 1833: Groot-Brittannië: Afschaffing slavernij
  • 1863: Amerika: Afschaffing slavernij
  • 1863: Nederland: Afschaffing slavernij

Slide 98 - Slide

Situatie Amerika
  • De VS was één van de eerste landen waar slavernij in opspraak kwam. Waarom?
  • Noord (tegen) vs Zuid (voor)
  • 1852 Harriet Beecher Stowe: Hut van oom Tom
  • Spanningen lopen hoog op en resulteren in bloedige burgeroorlog (1861-1865)
  • Uitkomst: afschaffing slavernij op 1 juli 1863

Slide 99 - Slide

Slide 100 - Video





H 9 Industriële revolutie

Slide 101 - Slide


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.

Slide 102 - Slide

Slide 103 - Video

Engeland rond 1700
  • Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
  • 80% woonde op het platteland
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.

Het Britse Rijk omstreeks 1700

Slide 104 - Slide

Groei economie
  1.  hogere opbrengsten landbouw door nieuwe uitvindingen
  2. bevolkingstoename door meer voedsel en betere hygiëne
  3. koloniën zorgen voor nieuwe grondstoffen en afzetgebieden
  4. huisnijverheid niet meer voldoende

Slide 105 - Slide

Bevolkingstoename

Slide 106 - Slide

Britse Rijk van 1650 -1945

Slide 107 - Slide

Huisnijverheid: het thuis maken van producten voor extra inkomsten

Slide 108 - Slide

Slide 109 - Slide

Machines worden te groot om in huis te hebben en worden naar grote hallen verplaatst

Slide 110 - Slide

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 111 - Slide

Stoommachine
rond 1764 


  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 112 - Slide

Veranderingen door 
de stoommachine 


  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 113 - Slide


Hoogovens




  • Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.








Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren

Slide 114 - Slide

Zelf aan de slag
  • lezen blz 165 en 166
  • maken opdrachten 5 t/m 7 

Slide 115 - Slide

sociale veranderingen
  •  arbeidersklasse ontstaan met slechte werk- en woonomstandigheden
  • vrouwen en kinderen ook aan het werk
  • ongeschoold

Slide 116 - Slide

Slide 117 - Video

Kapitalisme
  •  doel: zoveel mogelijk winst maken
  • handelskapitalisme: winst maken door handel
  • Industrieel kapitalisme: winst maken door zelf te produceren

Slide 118 - Slide

Adam Smith
  •  boek geschreven: The Wealth of Nations in 1776
  • kritiek op het mercantilisme -> weg met de beschermende economische maatregelen van de regeringen
  • wil een zo groot mogelijke economische vrijheid

Slide 119 - Slide

Economisch liberalisme
  •  overheid niet bemoeien met de economie
  • 'onzichtbare hand' regelt alles
  • door concurrentie worden mensen gedwongen betere producten te maken

Slide 120 - Slide

Economisch liberalisme
  •  vanaf 1835 worden in Engeland, als eerste land in Europa, de gilden afgeschaft waardoor concurrentie mogelijk was.
  • weinig bescherming voor de arbeiders
  • welvaart steeg enorm

Slide 121 - Slide

Slide 122 - Video

9.2 Nationalisme
  • Liefde voor eigen volk 
  • elk volk heeft een gemeenschappelijke geschiedenis, taal en cultuur
  • belangrijk om in 1 staat te leven

Slide 123 - Slide

Slide 124 - Video

Oorzaken nationalisme
politiek & cultureel
  • politieke veranderingen: Tijdens de democratische revoluties voelden mensen zich geen onderdaan meer van een vorst, maar een burger
  • mensen voelden zich onderling verbonden en lid van een gemeenschap die sterk moest staan tegen vijanden
  • cultureel nationalisme: Dichters, schilders, beeldhouwers, onderwijs brachten de roemrijke daden van hun zogenaamde voorouders in beeld 

Slide 125 - Slide

nieuwe staten ontstaan
  •  Duitsland was voor 1870 een verbond van losse staatjes
  • burgers willen 1 groot sterk Duitsland
  • Otto von Bismarck gaat daarvoor zorgen: ''Blut und Eisen''

Slide 126 - Slide

nieuwe staten ontstaan
  • Ook Italie was een losse verzameling van staatjes
  • in 1871 komt hier ook een nieuw land
  • Guiseppe Garibaldi was de grote leider van de nationalistische beweging 

Slide 127 - Slide

nieuwe staten ontstaan
  • vanaf 1815 bestaat het Koninkrijk der Nederlanden uit Nederland, België, Luxemburg, gebieden in de West en gebieden in de Oost
  • België voelt zich uitgebuit door de Nederlandse koning Willem I
  • België had een andere geschiedenis, andere taal en andere cultuur -> 1830 onafhankelijk van Nederland

Slide 128 - Slide

Slide 129 - Video

oude staten vallen uit elkaar
  • Ottomaanse rijk brokkelt langzaam af
  • landen willen eigen staten hebben
  • eerste is Griekenland die zich in 1829 losmaakt van het Ottomaanse Rijk 

Slide 130 - Slide

Gevolgen van het nationalisme
  • Door het ontstaan van vaderlandslievende gevoelens kwamen staten tegenover elkaar te staan. 
  • Ook bij de verovering van koloniale rijken concurreerden de Europese staten met elkaar.  
  • Dat leidde uiteindelijk tot grote internationale spanningen en oorlog (bijvoorbeeld: Frans-Duitse oorlog 1870/1871 en de Eerste Wereldoorlog)

Slide 131 - Slide

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 132 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 133 - Quiz

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 134 - Quiz

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 135 - Quiz

Het denken van de schotse filosoof Adam Smith met zijn vrije markteconomie is een voorbeeld van;
A
Communisme
B
Mercantilisme
C
Liberalisme
D
Socialisme

Slide 136 - Quiz

Welke bewering over de afbeelding is juist?
A
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen waren er nog geen fabrieken die het werk van de molens overnamen.
B
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen werd de windmolen uitgevonden en rond de steden neergezet.
C
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen begon de industrialisatie van Nederland met het gebruik van de windmolen.
D
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen stapten de fabrikanten over op goedkope en milieuvriendelijke aandrijfkracht.

Slide 137 - Quiz

10 Wie was de Pruisische kanselier?
A
Napoleon III
B
Wilhelm II
C
Otto von Bismarck
D
Frans-Jozef

Slide 138 - Quiz

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 139 - Quiz

Met welke bedoeling is deze ansichtkaart waarschijnlijk gemaakt?
A
De directie was trots op de fotografische techniek.
B
De directie was trots op de moderne fabriek.
C
De directie wilde protesteren tegen de onveilige werksituatie.

Slide 140 - Quiz

De eerste fabrieken werden gebouwd...
A
Op grote industrieterreinen
B
Bij snel stromende rivieren
C
Dichtbij de steden
D
In de kolonies

Slide 141 - Quiz

Waar leefde de meeste mensen voor de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken

Slide 142 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 143 - Quiz

1 Wat betekent nationalisme?
A
Verering van het leger
B
Voorliefde voor het eigen volk
C
Veelvolkerenstaat

Slide 144 - Quiz

2 Waardoor raakte de Duitse staten alsnog verenigd?
A
Bismarck kreeg ruzie met Oostenrijk
B
Pruisen en Duitsland kregen oorlog
C
Frankrijk viel Pruisen aan
D
De Fransen vermoordden de Duitse koning

Slide 145 - Quiz

3 Wat was GEEN grote mogendheid na de nederlaag van Napoleon in 1815?
A
Rusland
B
Pruisen
C
Ottomaanse rijk
D
Polen

Slide 146 - Quiz

5 Wat was het gevolg van het verlangen naar een natiestaat?
A
De vrede in Europa hield stand
B
Er braken opstanden uit en er ontstonden nieuwe staten
C
Er braken opstanden uit maar het vormen van nieuwe staten mislukte
D
De Duitse keizer werd vermoord

Slide 147 - Quiz

6 Wanneer scheiden de Belgen zich af van Nederland?
A
1815
B
1830
C
1839
D
1856

Slide 148 - Quiz

Uitbouw van Europese overheersing, met name in de vorm van ..1.. en de daarmee verbonden ..2.. en de opkomst van ..3..
A
1. trans-Atlantische slavenhandel 2. abolitionisme 3. plantagekoloniën
B
1. abolitionisme 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. plantagekoloniën
C
1. plantagekoloniën 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. abolitionisme
D
1. plantagekoloniën 2. abolitionisme 3. trans-Atlantische slavenhandel

Slide 149 - Quiz

Wat is een plantage- economie?
A
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van plantages.
B
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van koloniën.
C
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van slaven.
D
Een economie die afhankelijk is van de opbrengsten van landbouw.

Slide 150 - Quiz

Welk begrip heeft niks te maken met de trans-Atlantische slavenhandel
A
VOC
B
Handelskapitalisme
C
Driehoekshandel
D
WIC

Slide 151 - Quiz

Wie staat bekend om de trias politica?
A
Rousseau
B
Locke
C
Montesquieu
D
Voltaire

Slide 152 - Quiz

Het gevoel van nationalisme werd verminderd door de overwinningen van Napoleon
A
waar
B
niet waar

Slide 153 - Quiz

Veel vrouwen waren abolitionisten
A
waar
B
niet waar

Slide 154 - Quiz

Slide 155 - Slide