mbo 3 hoofdstuk 5 - 1 afronden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van de les
  • kan je op de getallenlijn aangeven bij welk getal het gegeven getal het dichtste bij ligt.
  • begrijp je dat afronden de betekenis heeft van ‘dichtst’ bij.
  • kan je een getal afronden op het gewenste aantal decimalen.
  • begrijp je waarom je een 0 bij de kleinste decimaal moet laten staan bij het afronden op een     gewenst aantal decimalen.
  • kan je uitkomsten afronden passend bij de gegeven context.
  • kan je zelf beslissen op hoeveel decimalen je moet afronden in een gegeven opgave.
  • begrijp je waarom je niet te vroeg moet afronden in een berekening.






Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

Uitleg over afronden naar geheel getal, 1 decimaal achter de komma en twee decimalen achter de komma

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions


Slide 15 - Open question

Het goede antwoord is: 3437
3437,48 ligt tussen 3437 en 3438
Het ligt dichter bij 3437
Je kunt dit zien aan het eerste getal achter de komma, de tienden. Dat is een 4
3437,48 is kleiner dan 3437,5 en ligt dus dichter bij 3437 dan bij 3438


Slide 16 - Open question

19,38496 ligt tussen 19 en 20
Het ligt dichter bij 19
Je kunt dit zien aan het eerste getal achter de komma, de tienden. Dat is een 3
Is het cijfer een 0, 1, 2, 3 of 4 dan rond je naar beneden af


Slide 17 - Open question

Als je afrondt op 1 decimaal, dan kijk je naar het 2e cijfer na de komma.
Bij 25,789 is dat de 8
Is dit cijfer een 5 of hoger, dan rond je af naar boven.
25,789 wordt 25,8


Slide 18 - Open question

49 ÷ 4 = 12,25
In 12 kano’s passen 48 studenten. Er gaan 49 studenten mee. Dit betekent dat er 13 kano’s nodig zijn om alle studenten te laten kanoën.