Je weet dat een zin opgedeeld is in stukjes (zinsdelen)
Je weet dat zinsdelen te verplaatsen zijn binnen een zin
Je hebt geoefend met het onderwerp
Slide 2 - Slide
Grammatica
Je kunt een zin zelf in zinsdelen verdelen
Je weet dat de betekenis van een zin kan veranderen als je zinsdelen verplaatst
Slide 3 - Slide
Oefenen met zinsdelen
Neem deze 2 zinnen over in je schrift.
Cecilia van drie huizen verderop staat iedere ochtend zichzelf voor de spiegel te bewonderen.
Iedere jaar zal dit succesvolle modemerk een nieuwe collectie rond Kerst uitbrengen.
Zoek de pv en zet deze tussen zinsdelen.
Alles wat voor de pv staat, is nu automatisch 1 zinsdeel.
Stel vragen als wie / wat / waar / wanneer / waarom / hoe, etc aan de overige zinsdelen. De stukken zin die antwoord geven op een vraag, zet je ook tussen zinsdelen.
Slide 4 - Slide
Zoveel mogelijk verschillende zinnen maken
Als huiswerk heb je zoveel mogelijk verschillende zinnen met 1 basiszin gemaakt (zie opdracht kaartjes).
Hoeveel verschillende zinnen heb jij kunnen maken? Is de betekenis in iedere zin hetzelfde gebleven?
Slide 5 - Slide
Opdrachten maken
blz. 76 opdracht 9 (was hw voor 1R + 1Q)
blz. 77 opdracht 12
Slide 6 - Slide
Nakijken:
Slide 7 - Slide
Nakijken
Slide 8 - Slide
Afsluiting 1 vwo
Huiswerk volgende week 1e les:
Voor de volgende les ken/kun je:
- zinnen in zinsdelen verdelen
- onderwerp, werkwoordelijk gezegde, persoonsvorm in de zin vinden.
Slide 9 - Slide
les 2: tekstbegrip
Slide 10 - Slide
Terugblik
Tekstbegrip:
Je hebt samen met je docent de tekst over De Lente besproken en bent gestart met het maken van de opdracht (blz. 211 opdracht 8).
Slide 11 - Slide
Tekstbegrip
Je weet wat hoofd- en bijzaken zijn.
Je kunt hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden
Je weet wat feiten en meningen zijn en kunt ze van elkaar onderscheiden.
Je kunt objectieve en subjectieve woorden in een tekst herkennen.
Je weet wat een hoofdgedachte is en waar je die kunt vinden.
Slide 12 - Slide
Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken:
- kernzinnen
- hoofdgedachte
- overige belangrijke zinnen
Bijzaken:
- voorbeelden
- extra uitleg
- plaatjes
Slide 13 - Slide
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een zin die de tekst samenvat of de belangrijkste strekking van de tekst weergeeft.
De zin staat bijna altijd letterlijk in de slotalinea. Als je de zin zelf moet bedenken, gebruik je deze alinea daarvoor.
Slide 14 - Slide
Opdracht bij blz. 211 'Lente'
Lees de 2e alinea nog een keer door en zoek 1 zin die een hoofdzaak is en 1 zin die een bijzaak is. Je moet je antwoord kunnen uitleggen als je de beurt krijgt.
Slide 15 - Slide
Oefening klassikaal
Wat wilde men onderzoeken?
Wat is de uiteindelijke conclusie?
Wat is de hoofdgedachte?
Slide 16 - Slide
Opdracht in tweetallen
Het onderwerp van jouw tekst wordt: Leren op afstand
1. Op welke vraag wil je een antwoord krijgen (onderzoeksvraag)?
2. Ga op zoek naar dit antwoord, gebruik internet. Noteer je gevonden antwoord.
3. Verwerk je antwoord in een korte tekst. Geef wat extra uitleg/informatie over het onderwerp.
4. Verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot. Zet boven de tekst een titel.
5. Markeer de hoofdgedachte van jouw tekst.
6. Bedenk voor 1 alinea een tussenkopje en zet dat erboven.
In de volgende 2 dia's zie je een voorbeelduitwerking. Nu jij! Je maakt deze opdracht in je schrift. Volgende week rond je de opdracht af.
timer
15:00
Slide 17 - Slide
Gekozen onderwerp: aardbevingen (dit onderwerp kunnen jullie niet kiezen)
1. Op welke vraag wil je een antwoord krijgen? Waarom hebben wij nauwelijks last van aardbevingen?
2. Ga op zoek naar dit antwoord, gebruik internet. Nederland ligt midden op een aardplaat en niet aan de grens ervan waar bevingen plaatsvinden.
3. Verwerk je antwoord in een korte tekst. zie volgende dia
4. Verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot. Zet een titel boven de tekst. zie volgende dia
5. Markeer de hoofdgedachte van jouw tekst. zie volgende dia
Slide 18 - Slide
Een aardbeving bij ons?
Regelmatig hoor je in het nieuws dat er ergens een aardbeving is geweest. Die plekken zijn vaak ver bij ons vandaan. Hoe komt het dat wij hier amper mee te maken hebben?
Ontstaan aardbevingen
De aardkorst bestaat uit verschillende platen die voortdurend in beweging zijn. Ze bewegen slechts een paar centimeter per jaar. Dit merken wij niet, maar er staat wel veel spanning op deze platen. Als een plaat stopt met bewegen, wordt deze spanning erg groot. Met een enorme schok komen ze weer los en weer in beweging. Door de enorme schok komt de ene plaat tegen de andere aan. Op plekken waar platen elkaar op deze manier raken, ontstaan aardbevingen.
Nederland ligt midden op een aardplaat en niet aan de grens ervan waar bevingen plaatsvinden.
Slide 19 - Slide
Objectieve en subjectieve woorden
Objectief: Vanavond en vannacht is er een afwisseling van wolkenvelden en brede opklaringen. In het noordwestelijk kustgebied kan een enkele bui voorkomen, in de rest van het land is het overal droog.
Subjectief: De tekenaars waren van een grote klasse en hun schilderijen waren prachtig.
Subjectieve woorden geven aan wat iemand van iets vindt.
Slide 20 - Slide
Opdracht subjectief en objectief taalgebruik
Maak 2 kolommen in je schrift. Boven de ene schrijf je 'objectief' en boven de andere 'subjectief'.
Pak een leesboek. Ga op zoek naar zinnen met alleen maar objectieve woorden. Schrijf deze 5 voorbeeldzinnen in die kolom. Schrijf de zin helemaal op. Doe hetzelfde bij de subjectieve woorden. Onderstreep de subjectieve woorden in de 5 voorbeeldzinnen.