§6.4 Omkeerbare reacties en evenwicht

Evenwichtsreacties en evenwichtsvoorwaarde
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Evenwichtsreacties en evenwichtsvoorwaarde

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • terugblik vorige les
  • rekenen aan evenwichtsreacties 

Slide 2 - Slide

Aflopende reacties
A + B -> C + D
  • Reactie in 1 richting.
  • Enkele reactiepijl.
  • Niet omkeerbare reactie, bijv. verbranding van een kaars.
Evenwichtsreacties
A + B           C + D
  • Heen- en teruggaande reactie tegelijkertijd (dynamisch).
  • Dubbele reactiepijl.

  • Reactie is omkeerbaar.

Slide 3 - Slide

Sleep de punten voor de reactie naar het juiste vak.
H2(g)+I2(g)2 HI(g)
N2(g)+3 H2(g)2 NH3(g)
Ca(OH)2(s)Ca2+(aq)+2 OH(aq)
Heterogeen
Homogeen

Slide 4 - Drag question


A
B
C
De juiste evenwichtsvoorwaarde staat er niet bij.

Slide 5 - Quiz

Evenwichtsvoorwaarde
a A + b B ↔ x X + y Y



  • De concentraties van de stoffen rechts van de  
        reactiepijl staan in de teller, de stoffen links van 
        de reactiepijl in de noemer. 
  • De coëfficiënten uit de reactievergelijking staan als exponenten bij de concentraties in de concentratiebreuk. 
  • In de concentratiebreuk staan alleen gassen (g) of oplossingen (aq). 



Slide 6 - Slide

Rekenen aan evenwichten

  • › Met behulp van het BOEM schema
  •       Begin
  •       Omzetting
  • ›  Evenwicht
  •        Molariteit (concentratie)› 

  • Voorbeeld: Opstellen a.d.h. van ammoniaksynthese: N2 + 3 H2 <--> 2 NH3
  • Evenwichtsvoorwaarde: K= [NH3]2 / ([N2] x [H2]3)



Slide 7 - Slide

In een vat brengt men 45 mol H2 en 15 mol N2. Er stelt zich een evenwicht in. Bij evenwicht is er 5 mol NH3. Hoeveel mol H2 en N2 zijn er nog over bij evenwicht.

stap 1  RV      3 H2 + N2  <=>  2 NH3
stap 2 en 3 BOE-tabel maken en gegevens uit de opgave invullen







Bedenk: aan het begin heb je alleen beginstoffen. De reactie is nog niet gestart, dus er is nog geen NH3
H2
N2
NH3
Begin
45
15
0
Omzetting
Evenwicht
5

Slide 8 - Slide

In een vat brengt men 45 mol H2 en 15 mol N2. Er stelt zich een evenwicht in. Bij evenwicht is er 5 mol NH3. Hoeveel mol H2 en N2 zijn er nog over bij evenwicht.
stap 4 Bereken de omzetting. Begin met de stof waarvan Begin en Evenwicht gegeven is, gebruik de molverhouding uit de reactievergelijking om de omzetting van de andere stoffen te berekenen

3 H2 + 1 N2 <=> 2 NH3
3       :     1      :       2
7,5    :    2,5  :       5 
H2
N2
NH3
Begin
45
15
0
Omzetting
   7,5
  2,5
+ 5
Evenwicht
5

Slide 9 - Slide

uitwerking
stap 5  Bereken de gevraagde hoeveelheden (begin - omzetting = eind)
H2
N2
NH3
Begin
45
15
0
Omzetting
- 7,5
- 2,5
+ 5
Evenwicht
37,5
12,5
5

Slide 10 - Slide

zelf oefenen
In een vat van 5,0 L brengt men 0,60 mol 
stikstof en 1,60 mol waterstof. Bij evenwicht
blijkt er 0,70 mol ammoniak te zijn gevormd.
Bereken de concentraties (in mol/L) van
alle stoffen bij evenwicht.

Ga naar whiteboard.fi, klascode
en vul de tabel in.

Slide 11 - Slide

uitwerking
stap 1  RV                                                                                3 H2     +    N2     <=> 2 NH3
stap 2 BOEM-tabel
stap 3 gegevens invullen
TIP: kijk goed naar de 
eenheden en gebruik
de juiste rij!
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
Evenwicht
0,70
Molariteit

Slide 12 - Slide

uitwerking
stap 4 bereken omzetting.                                          3 H2       +   1  N2    <=> 2 NH3
begin met de stof
waarvan je de hoeveel-
heid weet bij begin en
evenwicht. Gebruik de
molverhouding om de
omzetting van de andere
stoffen te berekenen.
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
-1,05
-0,35
+0,70
Evenwicht
0,70
Molariteit

Slide 13 - Slide

uitwerking
stap 5 Antwoord geven
Bereken de hoeveel-
heden bij evenwicht.
Dit is je antwoord in mol.
Er wordt gevraagd om
concentratie (in mol/L =
Molariteit), dus je moet 
nog delen door het 
volume (5,0 L).
H2
N2
NH3
Begin
1,60
0,60
0
Omzetting
-1,05
-0,35
+0,70
Evenwicht
0,55
0,25
0,70
Molariteit
0,11
0,05
0,14

Slide 14 - Slide

Welke vragen heb je nog een voor de toets? Noteer die dan hier:

Slide 15 - Open question