This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Doel
Aan het einde van de les ken je de volgende woordsoorten:
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Slide
Persoonlijk
Persoonlijk voornaamwoord: verwijst naar een persoon of ding, zonder die verder bij de naam te noemen. Je hebt het dan dus over: hij, zij, het, jullie etc. (check je boek voor het hele rijtje)
- Ik ben docent.
- Hij is erg cool.
- Ik mag jullie erg graag.
Slide 3 - Slide
Bezittelijk
Bezittelijk voornaamwoord: geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
- Het is mijn bal.
- Dat is haar trui.
- Dit is jouw pen.
Slide 4 - Slide
Hoe heet JULLIE kat?
Wat voor soort is het woord JULLIE?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 5 - Quiz
Tennis is MIJN favoriete sport.
'mijn' is .....?
A
Een bezittelijk voornaamwoord
B
Een persoonlijk voornaamwoord
Slide 6 - Quiz
Lijkt het JULLIE leuk om samen naar de film te gaan? jullie is...?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 7 - Quiz
UW klacht over ONZE service nemen wij in behandeling. UW en ONZE zijn...?
A
persoonlijk voornaamwoorden
B
bezittelijk voornaamwoorden
C
UW is pers.vnw en ONZE is bez.vnw
D
UW is bez.vnw en ONZE is pers.vnw
Slide 8 - Quiz
Noem het bezittelijk voornaamwoord. Wat vond je van mijn doelpunt, Menno?
A
je
B
mijn
C
doelpunt
D
Menno
Slide 9 - Quiz
Kunnen we jullie elektrische fietsen een keer lenen?
WE en JULLIE zijn....?
A
persoonlijk voornaamwoorden
B
bezittelijk voornaamwoorden
C
WE is pers.vnw en JULLIE is bez.vnw
D
WE is bez.vnw en JULLIE is pers.vnw
Slide 10 - Quiz
Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?
Mijn moeder heeft Jack straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem
Slide 11 - Quiz
Huiswerk
Maak opdracht 9 en 12 op blz. 173 en 174.
Klaar? Check de antwoorden van het huiswerk van vandaag (over het meewerkend voorwerp) en ga daarna iets voor jezelf doen.
Heb je nog vragen over de stof? Kom even naar me toe.