Design (autonoom & toegepast) les 3

Welkom
  • Mobiel uit en in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom
  • Mobiel uit en in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag
  • Korte terugblik: Amsterdamse School 
  • Onderwerp van deze week: DESIGN.
  • PTA-Opdracht
  • Zelf het hoofdstuk (16) ontdekken a.d.h.v. een opdracht.





Slide 2 - Slide

Korte Terugblik
1. De hoofdkenmerken:
Modernisme, Structuralisme, Postmodernisme, Supermodernisme en Neotraditionalisme zijn.

2. Onderscheiden van elkaar a.d.h.v. de zes (architectuur)kenmerken:
Functie, vorm, omgeving, constructie, materiaal en visie. 

Slide 3 - Slide

Terugblik:
Amsterdamse School

Wat is de 'Amsterdamse school' en waarom is het ontstaan?

Wat zijn kernmerken van de Amsterdamse school? 


Slide 4 - Slide

Doel van deze week
  • Je kan uitleggen wat design is en hier voorbeelden bij noemen.

  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat toegepaste en autonome kunst is.

  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat de 5 verschillende designstijlen zijn en deze onderscheiden van elkaar.

Slide 5 - Slide

Design: wat is het?
"Alles wat ooit door mensen is gemaakt."

Ontwerp van een product
Deze is toegepast of autonoom

5 stromingen: stijlen van design:
Bauhaus, Art Nouveau, social design, postmodernisme, duurzaam design



Slide 6 - Slide

DIMENSIE: 
Toegepaste kunst en Autonome kunst



  • Toegepast: kunst met zowel een functie, als esthetiek 

  •  Autonome kunst:  kunst waarbij er géén verder nut/functie is.

  • Schilderij/sculptuur/ muziekstuk
    > emoties

Esthetiek = schoonheid

Slide 7 - Slide

TOEGEPASTE KUNST: een voorwerp met zowel een functie, als esthetiek 
Waar zie je dat aan? 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Toegepast/autonoom

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Doel van deze week
  • Je kan uitleggen wat design is en hier voorbeelden bij noemen.

  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat toegepaste en autonome kunst is.

  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat de 5 verschillende designstijlen zijn en deze onderscheiden van elkaar.

Slide 12 - Slide

5 verschillende designstijlen
1.  Bauhaus
2. Art Nouveau
3. Postmodernisme
4. Duurzaam design
5. Social design

> Deze staan in je boek en ga je straks zelf ontdekken a.d.h.v. een opdracht.
> Om deze stijlen te begrijpen gaan we eerst in op de keuzeaspecten om      iets te kunnen ontwerpen (design)

Slide 13 - Slide

6 Keuze aspecten voor een ontwerp
Voorstelling (WAT zie je?)
1. Vorm                   (bij design meestal herkenbaar)
2. Functie 

Vormgeving (HOE is het gemaakt?)
3. Materiaal          (breekbaar/stevig/geschiedenis)
4. Techniek           (makkelijk = grote oplage / moeilijk = kleine oplage.) 
5. Context             (locatie> geeft de plek een andere betekenis?)
                                    > bv. maak je een lamp voor in een museum of huis /  kunststroming
6. Visie                    (welk idee zit erachter?)

Slide 14 - Slide

Vormgeving: Materiaal

Slide 15 - Slide

Vormgeving: Materiaal

Slide 16 - Slide

Context: locatie

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Context: stroming
Art Nouveau
Bauhaus

Slide 19 - Slide

In de opdracht van vandaag...
Gaan wij het design van IKEA artikelen onder de loep nemen. 

> Verdiepen je eerst in de verschillende designstromingen: lees blz 126 t/m 131
> Vul je aantekeningen aan over deze designstijlen (schrift)
>  Gebruik de 6 keuze aspecten 
> Maak de Ikea opdracht (laptop)

> Zo oefen je met de vraagstelling zoals deze ook in de
        PTA-opdracht zal komen


> Inleveren via teams! (Word bestand)
5 design stijlen:
1. Bauhaus
2. Art Nouveau
3. Postmodernisme
4. Duurzaam design
5. Social design

Slide 20 - Slide

Voorstelling (WAT zie je?)
1. Vorm (bij design meestal herkenbaar)
2. Functie 

Vormgeving (HOE is het gemaakt?)
3. Materiaal (breekbaar/stevig/geschiedenis)
4. Techniek (makkelijk = grote oplage / moeilijk = kleine oplage.) 
5. Context (locatie> betekenis   
                   > bv. maak je een lamp voor in een museum of huis /  kunststroming
6. Visie (welk idee zit erachter?)
Zes keuzeaspecten: ontwerp proces van een product

Slide 21 - Slide

Terugblik: Doel van deze les
  • Kan je uitleggen wat design is en hier voorbeelden bij noemen.

  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat toegepaste en autonome kunst is.

  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat de 5 verschillende designstijlen zijn en deze onderscheiden van elkaar.

Slide 22 - Slide

Volgende week

Heb je de Ikea opdracht ingeleverd via TEAMS
Verder met design !
Daarna: uitleg en start PTA-Opdracht (Architectuurtocht)



Slide 23 - Slide