A1 - 2.4





Hoofdstuk 2




Paragraaf 4: de Alpen (gebergten)
1 / 10
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson





Hoofdstuk 2




Paragraaf 4: de Alpen (gebergten)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen: je weet...
  • wat een hooggebergte is
  • welke hoogtegordels er zijn in de bergen
  • wat het verband is tussen bevolkingsdichtheid en inrichting
  • wat het verband is tussen toerisme en bereikbaarheid in de bergen



Slide 2 - Slide

de Alpen
  • = berggebied in Europa.
  •  = hooggebergte (hoger dan 1500m)

  • Hoogste top = Mont Blanc (4810m).

  • Natuurlandschap: niet door mensen ingericht, puur natuur.

Slide 3 - Slide

Bevolkingsdichtheid Alpen
  • Bevolkingsdichtheid erg laag. 

  • Dorpen/steden in dalen.

  • Hoog in de bergen is (bijna) niets (=natuurlandschap)

Slide 4 - Slide

het Lötschental
  • gebied met grote hoogteverschillen (=reliëf).

  • hoge alpentoppen met gletsjers.

  • Gletsjer = enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift (paar m per jr).

Slide 5 - Slide

het Lötschental: vroeger
  • Vroeger: afgesloten van de buitenwereld.

  •  Bewoners leefden van landbouw --> 's zomers de koeien van dal naar hoge alpenweiden (boven boomgrens) --> door lage temperaturen geen bomen.

Slide 6 - Slide

het Lötschental: nu
  • Bereikbaarheid enorm verbeterd. 




Zwitserse Alpen > veel toerisme.
Dubbelseizoen: zomer wandelaars, winter skivakanties.

Slide 7 - Slide

Hoogtegordels
(= plantengroei zone in gebergte)
  • 0 - 1000 m = loofboom = 20 gr.

  • 1000 - 2000 m = naaldboom = 14 gr.

  •  2000 - 2500 m = alpenweide = 8 gr.

  • 2500 - 3500 m = rots = 2 gr.

  • 4000 m = eeuwige sneeuw = -4 gr.

Hoe hoger --> hoe kouder.

Slide 8 - Slide

Einde gletsjer = rivier --> steeds meer smeltwater, minder gletsjer.

Slide 9 - Slide

Opdrachten 2.4:
1, 2, 4bc.

Slide 10 - Slide