AH2 Woordenschat vergelijking, metafoor, vergelijking

Woordenschat
Beeldspraak-Vergelijking

                          
 Ik zit mij voor het vensterglas 
onnoemlijk te vervelen. 
Ik wou dat ik twee hondjes was, 
dan kon ik samen spelen.                                                            
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordenschat
Beeldspraak-Vergelijking

                          
 Ik zit mij voor het vensterglas 
onnoemlijk te vervelen. 
Ik wou dat ik twee hondjes was, 
dan kon ik samen spelen.                                                            

Slide 1 - Slide

Wat is een vergelijking?

Slide 2 - Mind map

Vergelijkingen
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Tussen object en beeld is een overeenkomst: 
 Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. 
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een …. 


Slide 3 - Slide

Nog een paar voorbeelden van vergelijkingen:   
- Die man lijkt wel een beer!

- Lachen als een boer die kiespijn heeft. 

- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 4 - Slide

Noem de verbindingswoorden:
1. Die man lijkt wel een beer. 2. Hij ging er als een haas vandoor.

Slide 5 - Open question

– Je kamer lijkt wel een slagveld.   

– Wat een schat van een kind hebben jullie toch!  

- De zon schijnt alsof we in Frankrijk op vakantie zijn.

Slide 6 - Slide

 H2 Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven.

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 8 - Slide

Metafoor: het object weglaten en vervangen door het beeld. Zoek zelf de betekenis van het beeld:
– Niemand wil vriendin zijn met zo’n heks (b). =  
– We staan op de drempel ( b) van een nieuwe tijd.
– Je (o) bent een rund (b) als je met vuurwerk stunt.

Werkwoorden kunnen een metafoor zijn:   
– Veronique vliegt (b) door die spannende boeken.


heel onaardig meisje (o). 
aan het begin (o).  
een stommeling (o)   
leest heel snel (o)

Slide 9 - Slide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:    
– Kleine potjes hebben grote oren (b). =  
– Appels met peren vergelijken (b)
Kinderen horen alles (o).  
een overeenkomst zoeken tussen twee zaken die niet met elkaar te vergelijken zijn (o).   

Slide 10 - Slide

Bij een metafoor vallen object en beeld samen. Je vervangt het object door een beeld.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Metafoor
Vergelijking: twee dingen die op elkaar lijken naast elkaar

Van veraf is die rots (object) net een olifant (beeld).

Metafoor: - vallen object en beeld samen
                     - Je vervangt het object helemaal door het beeld
Zullen we die olifant beklimmen.

Slide 12 - Slide

Die engel van hiernaast heeft ons veel geholpen. Welk(e) woorden zijn beeldspraak?

Slide 13 - Mind map

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als levend persoon:    

  • Het schip danste op de golven. 
  • Het schip (danste) = personificatie.  
  •  De golven aaien de zwemmers. 
  •  De bergen krijsen hoe hoog ze zijn. 
  •  De wind fluistert zacht jouw naam. 
  •  De peer lustte wel een appeltje. 

Slide 14 - Slide

Toen de worstelaar ging zitten, kreunde de stoel onder zijn gewicht. Welk(e) woord(en) zijn beeldspraak.

Slide 15 - Mind map

Karel kreeg op zijn veertiende de baard in de keel.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 16 - Quiz

Waarom metaforen?
Iedereen gebruikt metaforen, ook in de politiek! Luister naar Lubach en 
schrijf minimaal 5 metaforen op:

Slide 17 - Slide

Vragen?
Huiswerk

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Maak startopdracht + opdracht 1 
H2 Woordenschat blz.56 
of 
online H2 Woordenschat metaforen en personificatie

Slide 19 - Slide

Opdracht 1 
1  
a zo arm als een kerkrat 
b zo doof als een kwartel 
c zo dronken als een tor 
d zo fris als een hoentje 
e zo glad als een aal 
f zo koppig als een ezel 
g zo moe als een hond 
h zo trots als een pauw 


2   
zo rood als een kreeft  
zo mak als een lammetje  
zo blind als een mol  
zo sterk als een paard  
zo dood als een pier  
zo vies als een varken; zo dom als het achtereind van een varken  
zo vrij als een vogel (in de lucht)  
zo bang als een wezel 

Slide 20 - Slide

Opdracht 2   VWO

1 De lange verdediger kwam bij elke hoekschop de luchtmacht voorin versterken. MF – de sterke koppers van het elftal 
2 Die peperdure jurk van de prinses lijkt net een aardappelzak. V 
3 Na de uitzending van het omstreden programma regende het klachten van kijkers. MF (in werkwoord) – kwamen er heel veel 
4 Mijn fiets protesteerde heftig toen ik over de hobbelige landweg reed. 
Mijn fiets (protesteerde) – P 
5 Het nieuwe computerprogramma vertoont nog wat kinderziektes. MF – problemen die typisch zijn voor iets nieuws 
6 Melvin bloedde als een rund nadat hij zich in z’n vinger had gesneden. V 
7 Hoge bomen vangen veel wind. MF (in een spreekwoord) – Wie een hoge positie bekleedt (en belangrijke beslissingen neemt), krijgt vaak kritiek. 
8 Door de droogte snakt onze moestuin langzamerhand naar een frisse bui. 
onze moestuin (snakt) – P 
9 Mijn grootvader rookte als een schoorsteen, maar hij is onlangs gestopt. V 
10 Je maakt van een mug een olifant. MF (in een uitdrukking) – maakt kleine problemen erg groot 

Slide 21 - Slide

Zo meen ik dat ook jij bent  
 
zoals de koelte 's nachts langs lelies  
en langs rozen  
als wit koraal en parels diep in zee  
zoals wat schoon is rustig schuilt  
maar straalt wanneer ik schouwen wil  
zo meen ik dat ook jij bent  
als melk  
als leem  
en 't bleke rood van vaal gesteent  
of porselein  
zoals wat ver is en gering  
en lang vergeten voor het oud is  
zoals een waskaars en een koekoek  
en een oud boek en een glimlach  
en wat onverwacht en zacht is en het eerste  
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig  
gaaf maar broos is  
zo meen ik dat ook jij bent  
Jan HanloZo meen ik dat ook jij bent – Jan Hanlo
Zo meen ik dat ook jij bent  
 
zoals de koelte 's nachts langs lelies  
en langs rozen  
als wit koraal en parels diep in zee  
zoals wat schoon is rustig schuilt  
maar straalt wanneer ik schouwen wil  
zo meen ik dat ook jij bent  
als melk  
als leem  
en 't bleke rood van vaal gesteent  
of porselein  
zoals wat ver is en gering  
en lang vergeten voor het oud is  
zoals een waskaars en een koekoek  
en een oud boek en een glimlach  
en wat onverwacht en zacht is en het eerste  
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig  
gaaf maar broos is  
zo meen ik dat ook jij bent  
                                                                                                                             Jan Hanlo

Slide 22 - Slide

Aan de slag!
Maak oefening 
2, 3, 6 en 7
Bladzijde 25, 26 en 27

Slide 23 - Slide

Opdracht 3

1 ofschoon  - hoewel (context; tegenstelling)
2 aan de hand van  - door; dankzij; door middel van (woord(delen); context)
3 onmiskenbaar  - heel duidelijk; waarin je je niet kunt vergissen (woorddelen)
4 unicum  -  iets wat maar één keer gebeurt; iets unieks (tegenstelling; woorddelen; kennis van andere talen)
5 kennelijk  - blijkbaar (synoniem)
6 forensisch strafrechtelijk;  - voor een strafzaak (synoniem; omschrijving)
7 correspondeerde  - overeenkwam (synoniem)
8 uitsluitsel opheldering;  - beslissing (synoniem; voorbeeld; woorddelen; context)
9 ten behoeve van  -  voor; in dienst van (woorddelen)
10 analyse  - ontleding in bestanddelen; uiteenrafeling (voorbeeld; omschrijving)
11 detecteren  -   opsporen; ontdekken; bespeuren (kennis van andere talen; woorddelen)
12 illustreert  -   laat zien (woorddelen)
13 geestelijk vader  - uitvinder; bedenker (synoniemen)
14 stereotiep -   kenmerkend; geijkt (synoniem; voorbeelden)
15 doeleinden  - waarnaar men streeft; doelen (woorddelen)
16 plagiaat -   overschrijven zonder bronvermelding (omschrijving)
17 gewiekst  - slim (synoniem)




Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide