Werkwoorden op ER / IR / RE in de passé composé

1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt regelmatige werkwoorden op ER / IR / RE vervoegen in de présent

Slide 2 - Slide

Werkwoorden op -ER in de présent
1. Haal -ER van het werkwoord af. 
parler -er = parl
2. Zet hier de juiste uitgang achter:
Je + e 
Tu + es
Il / elle / on + e
Nous + ons
Vous + ez
Ils / elles + ent

Slide 3 - Slide

Werkwoorden op -IR in de présent
1. Haal -IR van het werkwoord af. 
finir -ir = fin
2. Zet hier de juiste uitgang achter:
Je + is 
Tu + is
Il / elle / on + it
Nous + issons
Vous + issez
Ils / elles + issent

Slide 4 - Slide

Werkwoorden op -RE in de présent
1. Haal -RE van het werkwoord af. 
vendre -re = vend
2. Zet hier de juiste uitgang achter:
Je + s 
Tu + s
Il / elle / on + -
Nous + ons
Vous + ez
Ils / elles + ent

Slide 5 - Slide

Kies de juiste vorm

Il (parler)
A
parles
B
parle
C
parl

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vorm

Il (vendre)
A
vends
B
vendt
C
vend

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vorm

je (finir)
A
finis
B
fini
C
finit
D
fin

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm

tu (prendre)
A
prends
B
prend
C
prende
D
prendis

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm

nous (regarder)
A
regardent
B
regardez
C
regardes
D
regardons

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm

vous (choisir)
A
choisissez
B
choisissons
C
choisisez
D
choisissent

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Link

Les devoirs 
Leren:

Werkwoorden op ER in de passé composé

Slide 23 - Slide